4 NOVEMBER 1926. 197 bepleistering, die dan toch achterwege zou kunnen blijven. De heer Breed merkt op, dat eerst over de verbe- tering van de huizen dient te worden gesproken en dan later wel eens over eventueel verkoopen kan worden gepraat. De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, zegt op steen- gebied niet in debat te zullen treden met den heer Baron van Hardenbroek, daar hij op dit terrein minder thuis is, doch hij moet alleen vasthouden wal hem daaromtrent was medegedeeld. Voorts zegt spreker het volkomen eens te zijn met den heer Breed, dat eerst de huizen goed in orde moeten worden gemaakt, eer men over verkoop kan gaan spreken, dit is pas van later zorg. Ten slotte moet spreker nog opmer- ken, dat men genoeg vertrouwen in Burgemeester en Wethouders moet stellen, dat niet meer geld zal worden uitgegeven dan voor de afdoende verbetering noodzakelijk is en wanneer mocht blijken, dat de overkapping alleen voldoende is, de gelden voor be- pleistering niet zullen worden aangesproken. De heer Chapon deelt nog mede, dat altijd door het lid van de Technische Commissie den heer Van Santen, is gezegd, dat de gebruikte steen niet deugt, omdat deze het water niet meer loslaat. Voorts wijst spreker er nog op, dat er ook over is gesproken voor de uitvoering van deze werken door de gemeente een architect van bekendheid te laten aanwijzen, doch de meerderheid van het Bestuur heeft zich neergelegd bij het beginsel de uitvoering der verbeteringen op te dragen aan den Dienst van Openbare Werken, waarbij dan voeling dient te worden gehouden met het Besfuur van Tuinwijk. Spreker is ook van oor- deel, dat direct voteeren van dit bedrag alleen de beteekenis heeft, dat het de bedoeling is Tuinwijk afdoende te helpen, terwijl als bekapping voldoende mocht blijken, van het gevoteerde bedrag het geld der bepleistering niet behoeft te worden gebruikt. De heer Jhr. van de Poli, Wethouder, merkt nog op, dat hij vergeten heeft te zeggen, dat het de be- doeling is dit werk aan te besteden. De heer Van Unen zou het crediet voor verbete- ringen tot de kleinst mogelijke proportie terug willen brengen en, afgescheiden van het al of niet aanbren- gen van eene dakbedekking, tot het allermeest noodige willen overgaan. De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt op, dat Burgemeester en Wethouders steeds zoo zuinig mogelijk zijn geweest en niet meer zullen uitgeven dan strikt noodzakelijk is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1926 | | pagina 12