4 NOVEMBER 1926. 198 De heer Tromp zou, waar er verschil van meening heerscht over het al of niet afdoende helpen der vochtbezwaren bij overkapping, over willen gaan tot groepsgewijze afwerking en niet alles tegelijk in dien bodemloozen put willen storten. Zeker mag hierbij niet uit het oog worden verloren, dat alle standen hieraan mee moeten betalen en het voteeren van een dergelijk bedrag toch zeker wel een zeer gewichtige gebeurtenis is. Spreker zou daarom willen beginnen met een proef voor een gedeelte der woningen. In een jaar tijds kan men dan voldoende ondervinding op doen, of dit al dan niet voldoet. Aangezien nog nooit eene goede oplossing is gevonden, lijkt het spreker voorzichtig toe, met de kleinst mogelijke groep van woningen een proef te nemen. De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat het in- derdaad noodig is, dat spoedig hiervoor eene afdoende oplossing wordt gevonden en wijst er nog eens op, dat de architecten het er toch geheel over eens zijn, dat het maken van een kap beter is. Nu wil men een gedeelte overkappen doch dan zullen de klachten van de andere bewoners toch blijven bestaan en daarom is het inderdaad beter alle woningen tegelijk te over- kappen. De heer Tromp is er nog niet zoo zeker van, dat geen last meer van vocht zal worden ondervonden als de huizen worden overkapt. Dat zal eerst in ieder geval afgewacht moeten worden. Hij kan dan ook niet inzien, dat het bezwaren zou opleveren eerst een proef te r.emen met het kleinste aaneengebouwde complex. De heer Jhr. van de PoII, Wethouder, zegt zich tegen eene dergelijke proefneming te moeten verzetten, daar de huizen dan inmiddels leeg blijven staan. Het aesthetisch geheel zal er volgens sprekers oordeel heel erg onder lijden, wanneer op een gedeelte van de woningen een kap zou worden gezet en op een ander gedeelte weer niet. Er moet toch wat gebeuren en algemeen is men van oordeel dat bekapping afdoende is. Laat men toch niet overgaan tot gedeeltelijke be- kapping, vervolgt spreker, maar alles tegelijk doen, wat het ook minder kostbaar zal maken dan bij ge- deelten. De heer Van der Erf zegt, dat het voorstel, om eerst een proef te nemen met een gedeelte, niet on- aardig is en zeker goed is bedoeld, doch spreker is er zeker van, dat eer men dan aan de overkapping van de laatste huizen toe is, er geen bewoners meer over zijn. Spreker is er meer voor nu deze woningen afdoende te voorzien, daar er anders heelemaal niets meer van overblijft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1926 | | pagina 13