4 NOVEMBER 1926.
205
Aanplak-
ken op
transfor-
m ator-
zuilen.
hoopt, dat aan deze aangelegenheid door Burgemeester
en Wethouders ernstig aandacht wordt geschonken,
terwijl hij zich gaarne bereid verklaart den naam van
den door hem bedoelden persoon aan Burgemeester
en Wethouders mede te deelen.
Er is werk, wordt gezegd en als men er om komt,
is er geen werk, anders zou men dit toch op de
arbeidsbeurs kunnen aanwijzen.
De heer Van der Erf is het er mee eens, dat er een
Ieemte bestaat, omdat de werkgevers zich niet aan-
melden. Wanneer dezen dat wel zouden doen, zou
er meer samenhaug bestaan.
De heer De Boer acht het volkomen logisch, dat
de werkgevers zich niet aanmelden, daar die menschen
ook om hun portemonnaie denken, terwijl er onder
de werkzoekenden zijn, die ze niet in hun tuin of
schuur willen hebben.
De heer Van der Erf is het met deze opvatting niet
eens en zegt, dat onder de ingeschrevenen bij de
arbeidsbemiddeling er toch wel bij zijn, die goed zijn
en alsdan door de bemiddeling geholpen zouden
kunnen worden.
De heer Chapon is van oordeel, dat de menschen,
die zich voor steun aanmelden, omdat ze geen werk
kunnen vinden, toch ook hun eigen waarde wel ken-
nen en het niet aangaat die menschen op plompe
wijze af te wijzen rnet de mededeeling, er is voldoende
werk. Spreker zou gaarne vernemen, of Burgemeester
en Wethouders daarmede accoord gaan.
De Voorzitter zegt, dat het hem niet mogelijk is,
daarop een direct antwoord te geven. Het hangt er
heel vaak van af, wat voor vleesch ze in de kuip
hebben. Tusschen arbeidsbeurs en armbestuur wordt
geregeld overleg gepleegd en het is hem bekend, dat
niet betaald wordt, als er nog werk is.
De heer Chapon zegt er op dit oogenblik niet ver-
der over te zullen spreken.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, wijst er nog
even op, dat omtrent de arbeidsbemiddeling hier nog
wel eenig verschil bestaat vergeleken bij de stedelijke
toestanden.
De heer De Boer zegt, dat er al eens eerder is ge-
sproken over de aesthetica van de transformatorzuilen,
doch spreker zou er gaarne de aandacht weer eens
op willen vestigen, dat deze zuilen geregeld worden
volgeplakt met wanstaltige reclame. Eerst zijn daar
biljetten opgeplakt van de S D.A.P., terwijl later weer
reclamebiljetten voor sigaren daarover zijn geplakt.
Spreker vraagt, of hier niet wat aan te doen is. Deze
zuilen behooren niet voor reclame gebezigd te worden