4 NOVEMBER 1926.
209
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, is van oor-
deel, dat men voldoende vertrouwen moet stellen in
Burgemeester en Wethouders en deze motie voor hen
niet heel aangenaam is. Wanneer deze motie wordt
aangenomen, zijn Burgemeester en Wethouders ver-
plicht in die aangegeven richling stappen te doen.
Zij zullen dat doen, als zij dit in het belang der ge
meente achten spreker is van oordeel, dat van hen
niet anders is te verwachten. Spreker kan in deze
motie vooralsnog niet het belang der gemeente zien.
De heer Van Unen zegt, dat hij het niet eens is
met den Wethouder Jhr. van de Poll, dat deze motie
niet in het belang is der gemeenfe.
De heer Chapon zegt nogmaals, dat hij het ernstig
zou betreuren, als Burgemeester en Wethouders in de
richfing werden gesfuurd aangegeven door de voor-
gestelde motie, ook in het belang der verschillende
eigenaren in deze omgeving. Hij wijst er op, dat die
eigenaren zich met de bewoning van dit complex
hebben verzoend, omdat het hun is meegevallen, dat
aldaar zoo'n saamhoorigheid bestaat. Spreker acht
aanneming der motie noch in het belang der gemeente
noch in het belang van Tuinwijk zelf.
Hierna wordt de motie in stemming gebracht en
aangenomen met 7 tegen 6 stemmen.
Voo r stemden de heeren Moolenaar, De Breuk,
Baron van Hardenbroek, De Boer, Van Unen, Tromp
alsmede Mevr. De Voogt.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De Secretaris,
De Voorzitter,