2 DECEMBER 1926.
volgen van werkloosheid te verzekeren en voor werk;
loozen van 70 jaar en ouder, die reeds vöör hun
60ste en tot hun 70ste levensjaar verzekerd waren en
die volgens de reglementen van de werkloozenkassen
uit hun lidmaatschap zijn ontzet, f 8,— per week.
2. Indien verzekerden lagere uitkeeringen van hunne
weikloozenkassen of vereenigingen genieten dan zij
ingevolge deze steunregeling van gemeentewege zou-
den kunnen ontvangen, dan kan hun dit mindere
bijbetaald worden.
Ariikel 7.
Van de inkomsten van den ondersteunde zelf wordt
de helft en van de totale inkomsten van de leden
van diens gezin wordt de helft van hetgeen die in-
komsten meer bedragen dan f 10.in mindering
gebracht op zijn steun, vastgesteld volgens de in
artikel 6 genoemde normen.
Artikel 8.
De steun aan gehuwden en ongehuwde kostwinners
mag nimmer meer bedragen dan 60 pCt. en aan kost-
gangers niet meer dan 55 pCt. van het loon, dat ge-
lijksoortige arbeiders gedurende de laatste zes volle
weken gemiddeld per week verdienen.
Artikel 9.
De toegekende steun wordt in 't algemeen uitge-
keerd door tusschenkomst van den Penningmeester
van de Werkloozenkas of van den correspondent van
de vereeniging, waarbij de verzekerde is aangesloten
in bijzondere gevallen kan de uitkeering geschieden
op andere door Burgemeester en Wethouders te be-
palen wijze.
Artikel 10.
De steun zal worden ingehouden
a. indien door den werklooze, die voor steun in
aanmerking komt, geene, onvolledige of onjuiste in-