108
2 DECEMBER 1926.
7e. Reis- en verblijfkosten
8e. Uitgaven in verband met nieuwe scholen
9e. Kosten geschenk bij een jubileum
lOe. Kosten verzekering school
lle. Bijdrage jeugdcommissie Ned. Bijbelgenoot-
schap
12e. Kosten schoolreisjes
13e. Vergoeding diploma bijbelsche geschiedenis
14e. Administratiekosten.
Voor de R. K. jongens- en Meisjesschool is de
assurantie premie in rekening gebracht, welke niet
voor vergoeding in aanmerking komt.
Omtrent deze verschillende punten merken wij U
het volgende op
De uitgaven onder le, 2e, 9e, lOe en 12e kunnen
niet worden gerangschikt onder die „ter verzekering
van den goeden gang van het onderwijs" en komen
dus voor vergoeding niet in aanmerking.
Aangezien de vergoeding voor het eerst over 1922
is uitgekeerd, behooren vanzelf uitgaven betrekking
hebbende op het jaar 1921 buiten beschouwing te
blijven (zie 3e).
De kosten van ouderavonden (4e) vallen onder art.
55 en de reis- en verblijfkosten (7e) van het hoofd
der school voor bezoek aan sollicitanten onder art.
55n en blijven dus op dien grond buiten de vergoe-
ding. Wat punt 7e betreft, is aldus nog beslist bij
K.B. van 18 Juni 1926, Stbl. no. 201.
Voor kosten van administratieven arbeid bij de inning
der schoolgelden (6e) is een bedrag in rekening ge-
bracht. Waar echter voor deze inning bij afzonderlijk
raadsbesluit eene regeling is getroffen, kan het hier
gedeclareerde bedrag niet worden vergoed.
Evenmin kan dit o.i. geschieden met de kosten van
het volledig herstel der tietsenbergplaafs (5e) van een
der scholen, omdat deze uitgaaf niet is onder te bren-
gen bij de voor vergoeding in aanmerking komende
uitgaven.
Met de uitgaven, verband houdende met de stich-
ting eener nieuwe school of dienende tot propaganda
van het onderwijs aan bepaalde scholen (8e) is dit
evenzoo het geval.
Voorts hebben wij gemeend buiten beschouwing te
moeten laten de assurantiepremie (lOe), omdat bij ver-
schillende Koninklijke Besluiten, laatstelijk nog bij
K. B. van 18 Juni 1926, Stbl. no. 201, overwogen is,
dat de uitgaven wegens verzekering van schoolge-
bouwen en schoolmeubelen tegen brandschade, buiten
aanmerking moeten blijven bij de vergoeding aange-
zien deze uitgaven niet kunnen worden gerangschikt
onder de kosten, bedoeld in art. 101, 5e lid.