217
2 DECEMBER 1926.
De heer Chapon zegt gaarne op kalrne wijze deze
regeling in zijn algemeenheid te wülen bespreken en
roept de clementie in van den Raad, onidat zijn stem-
geluid het spreken zeer bemoeilijkt. In de vorige
raadsvergadering werd door mij geïllustreerd door een
concreet geval, aangetoond de noodzakelijkheid om
valide, werklooze arbeiders niet langer, zooalstedoen
gebruikelijk is, door bemiddeling van het Armbestuur
steun te verleenen. Door mij werd na dien tijd eene
steunregeling ontworpen, die ik van plan was bij den
Raad in te dienen, doch toen ik eenige voorlichting
ging vragen op het gemeentehuis, hoorde ik zeer tot
mijn genoegen, dat door Buregmeester en Wethouders
inmiddels eene steunregeling was ontworpen, die in
e- n zoodanig ver gevorderd stadium verkeerde, dat
toezending aan de Raadsleden spoedig kon worden
verwacht, Uit deferentie voor Burgemeester en Wet-
houders bleef indiening van mijn voorstel achterwege.
Ik heb genteend, daar het door Burgemeester en Wet-
houders ingediende voorstel belangrijk afwijkt van de
door mij ontworpen regeling, mijne regeling achter-
wege te moeten laten, doch het voorstel van Burge-
meester en Wethouders op sommige punten te moeten
amendeeren, waar het princieele verschillen betreft.
Allereerst stelt spreker zich dan op het standpunt, dat
werkloozenzorg geen seizoenstaak is en zou hij de
werkloozenzorg ook niet tot de wintermaanden willen
beperken, doch het heele jaar daaraan aandacht willen
schenken. Voorts heeft spreker bezwaar tegen de
mogelijkheid, dat werkloozen naar het Burgerlijk Arm-
bestuur worden verwezen. In verband met een kwestie
omtrent uitkeering in Leeuwarden, beroept spreker
zich op een uitspraak van Minister Kan, dat werkloo-
zensteun niet mag resorteeren onder armenzorg.
Spreker leest daaromtrent een enandervoor. Omtrent
de uitkeeringsbedragen hoopt spreker bij artikel 6
daar nader op terug te komen, terwijl hij voor de
ergsfe wintermaanden alsnog opname van een toeslag
van brandstoffen en huishuur voorstelt.
De heer Baron van Hardenbroek zegt, nog daarge-
Uten, nat hij voor geen steunregeling is, er op te
willen uijzen, dat naar zijn oordeel het onjuist is, in
deze gemeente met een groot aantal arbeiders in het
bloentbollenvak te spreken van 48-urigen arbeid per
week en stelt voor daarvoor in de plaats te lezen
„naar plaatselijke normen per week" of „naar het
gangbare loon per week", zooals het nu is geregeld
lijkt het spreker principieel onjuist.
Ook tegen de redactie van artikel 10 onder c heeft
spreker bezwaar, daar het begrip, „behoorlijk loon"