9 DECEMBER 1926.
Indien het belastbaar inkomen f 15767.OO'O.groot
is, evenals in 1923/1924 zou volgens mijn voorstel, dat
beoogt een verlichting der lagere inkomens ten koste
van de hoogere, een mindere opbrengst van slechts
f 5000.worden geraamd, welke echter door mijn
conservatieve berekening ruimschoots wordt te niet
gedaan.
Voor 1926 was het belastbaar inkomen geraamd op
19 millioen gulden. Bij het nader te behandelen voorstel
omtrent het aangaan van een kasgeldleening nad ik er
op willen wijzen, dat het meer tijd wordt de vlottende
schuld te consolideeren in een geldleening. Alle
teekenen wijzen er op dat het plaatsen van leeningen
met een AY2 rentetype moeilijker wordt. Het is zeer
wel mogelijk dat wij binnen niet te langen tijd op het 5
rentetype zullen stranden. De gemeente dient dus te
profiteeren van hare goede reputatie op de geldmarkt.
B. en W. dienen dus spoedig te besluiten tot het aangaan
van de noodige geldleeningen op Iangen termijn.
Het is mij ter oore gekomen, dat het ook vcor deze
gemeente een oogenblik uiterst moeilijk is geweest eene
kasgeldleening te plaatsen, welke moeilijkheid wordt
veroorzaakt door de Ned. Bank, die weigert promessen
op korten ternrijn te verdisconteeren. Spreker zou er
vooral ernstig op willen aandringen zoo spoedig mogelijk
over te gaan tot plaatsing van eene obligatieleening en
daarmede niet te lang te wachten, daar het de opvatting
van velen, in financieele aangelegenheden goed beken-
den is, dat het gewenscht is met het sluiten van geld-
leeningen voortgang te maken, daar er alle kans bestaat,
dat de moeilijkheid om tot plaatsing over te gaan grooter
wordt, en men er zeker steeds duurder aan zal inoeten.
Spreker wijst er op, dat van de leening Noordholland
1.700.000 niet is geplaatst, terwijl de Haagsche leening
niet wordt geaccepteerd.
Over het 'oelastingwezen in het algemeen nog een
kleine opmerking. Het behoeft geen betoog, al wordt
de bewering niet al te vaak naar buiten uitgedragen, dat
belastingvlucht, een factor waarmede rijk en gemeente
beiden dikwijls noodgedwongen rekening hebben te
houden. Een dergelijke materie goed te regelen is
slechts mogelijk op internationalen grondslag. Het is de
Volkenbond tot wiens competentie de regeling van een
dergelijke aangelegenheid behoort. Maar het zijn de
belanghebbenden die een voldoende druk op dit Instituut
moeten oefenen opdat deze voor ieder Iand zoo gewich-
tige zaak spoedig en goed internationaal wordt geregeld.
Iedere gemeente dient er bij haar landsregeering op aan
te dringen deze zaak bij den Volkenbond aanhangig te
maken.