9 DECEMBER 1926.
den heer Chapon zegt spreker het niet eens te zijn, dat
hier zoo ontzettend veel dingen cntbréken, of veel beter
zcuden kunnen geschieden. Wat de opmerking van de
tevredenen betreft, geschetst dcor den heër Chapon,
gelooft spreker wel, dat men door belastingverh.ooging
gaat cverhevelen. Aan die zijde acht men dit wel geen
bezwaar, althans wanneer wij het betoog over die
ontevredenen volgen, maar is er dan werkelijke aanlei-
ding vcor die ontevredenheid vraagt spreker en meent
dit dan ineteen ontkennend te kunnen beantwcorden. De
noodige dingen gebeuren hier in de gemeente. Over-
brenging van het Burgerlijk Armbestuur in rechtstreeks
gemeentebeheer wordt wenschelijk geacht, doch spreker
kan daarvan het nut niet inzien. Over 'het onderwijs zijn
wenschen geuit en daarmede zouden proeven worden
genomen. Spreker is er evenwel van overtuigd, dat de
gemeente, in tegenstelling met de veronderstelling geuit
door den heer Chapon, het openbaar onderwijs juist
erg goed weet te behartigen. Meerdere dingen zijn geu.it,
die zeer gemakkelijk zijn te weerspreken. Er is in het
algemeen geen gegronde aanleiding voor ontevreden-
heid, doch men heeft een wakend oog te houden op
uitgaven, die niet noodzakelijk zijn, en die de inenschen,
die ze cp slot van rekening moeten opbrengen, ontevre-
den maken.
De hecr Van der Erf zegt, dat hij niet van plan is een
reclamerede te houden over de Christelijke beginselen in
de gemeentepolitiek, doch alleen maar op een paar
hoofdstukken de bijzondere aandacht zou willen vesti-
gen. Die bijzondere aandacht vraagt spreker voor de
Volkshuisvesting en de Volksgezondheid. In de eerste
plaats zou spreker in samenwerking met andere gemeen-
ten bij de Regeering willen aandringen op afschrijving
der huren van de woningbouwvereenigigen. Door een
daling van de loonen zijn de bewoners van huizen van
arbeiderswoningbouwvereenigigen in het algemeen in
minder gun^tige positie gekomen, daarom zou het naar
sprekers oordeel aanbeveling verdienen al die maat-
regelen te treffen, die kunnen strekken tot vermindering
van de huren. In de tweede plaats zou spreker er op
wülen wijzen, dat in deze gemeente veel wordt gedaan
vo°r de volksgezondheid en noemt dan het wandelbosch
Groenendaal, de zwemvijvers en het badhuis. Deze
laatste geuoemde inrichting is wel zeer mooi, maar de
prijzen voor de baden acht spreker niet zoo mooi en
vindt hij in het algemeen te hoog. Er is een zekere
catagorie, die van deze mooie inrichting geen gebruik
kan maken, omdat het te duur is. Spreker rneent, dat
door verhooging van de subsidie de prijzen verlaagd
zouden kunnen worden en behoudt zich voor in het