9 DECEMBER 1926.
De heer Van Unen zegt, dat het hem buitengewoon
onjuiSt voorkonrt een dergelijk voorstel zonder verdere
voorbereiding zoo te behandelen. Een dergelijke zaak
behoort uit bedrijfspolitiek eerst in de Gascommissie
nader te worden bekeken en in handen gesteld te worden
van Burgenreester en Wethouders om advies. De opti-
m.stische stemming omtrent de daling der kolenprijzen
in verband rnet de beëindig.ng der Engelsche staking
deeit spreker niet. Er is op het oogenblik geen sprake
van kolen voor f 13.- per ton, zooals in de begrooting
geraamd, te bemachtigen. Spreker zou dan ook het
neinen eener beslissing nu ernstig ontraden en daarover
eerst advies willen inwinnen.
De heer Van der Erf zou er ook voor gevoelen deze
tarieven gelijk te stellen en wanneer verlaging van kolen-
prijzcn plaats heeft, verlaging van de gasprijzen willen
aanbevelen.
Voor die gelijkstelling wijst spreker er nog op, dat dit
ook in eene naburige gemeente heeft plaats gehad en
dit kan misschien eene aansporing zijn het hier ook te
doen. Spreker zou gaarne zien, dat in die richting een
besiuit werd genomen.
De Voorzitter zegt zich volkomen te kunnen vereenigen
met het betoog van den heer Van Unen. Gisteren was
de kolenprijs f 17.90 per ton en deze prijzen zijn nog
stijgende.
De heer Chapon zegt met een zekere ontsteltenis te
hebben gehoord, dat de kolenprijs op deze begrooting te
laag is getaxeerd, doch zal daarover geen verder betoog
houden. De bedoeling van spreker is alleen geweest hier
eene beslissing uit te lokken over de principe-kwestie van
gelijkstelling. Wanneer spreker de parlementaire ge-
woonte niet genoeg in het oog heeft gehouden, is dat een
kwestie van onbekendheid.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt zich noch te
kunnen vereenigen met het idee van den heer Chapon
om nu tot gelijkstelling te besluiten, noch met het idee
van den heer Van Unen om deze zaak in handen te
stellen van Burgenreester en Wethouders oin advies, daar
pas een of twee maanden geleden na zeer uitvoerige
bespreking eene beslissing over deze aangelegenheid is
genonren. Bij eene dergelijke beslissing heeft men zich
neer te leggen.
De heer De Breuk zegt van dezelfde meening te zijn
als de heer Dr. Droog, Wethouder. Als steeds weer over
een zelfde voorstel gesproken moet worden, kunnen we
geen zaken doen.
De heer Chapon is van oordeel, dat eene dergelijke
aangelegenheid zeer zeker bij de begrootingsbehande-
ling kan worden besproken en is er huiverig voor deze
zaak in handen te stellen van Burgemeester en Wethou-