9 DECEMBER 1926.
Werken is ingevoerd en goed voldoet, terwijl daarvan
geen Iast wordt ondervonden.
Dit volgnummer wordt vervoigens zonder hoofdelijke
steimming ongewijzigd vastgesteld.
Volgn. 193, wordt na toelichting door den Voorzitter
zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld.
Volgn. 194. De heer Tromp acht den post voor
'brandstoffen wat hoog en vraagt, of daarop wel vol-
doende contrôle wordt tiitgeoefend.
De Voorzitter deelt mede, dat een bedrag van 550.
voor het gebruik der geheele centrale verwarming niet
te hoog is geraamd als men nagaat, dat in het geheel
steeds vier groote kamers moeten worden verwarmd
zoowel overdag als 's nachts, terwijl ook nog andere
vertrekken vrij regelmatig verwarmd moeten worden en
de cellengang ook s' nachts verwarmd moet zijn. Voor
het vrij groote complex wordt inderdaad 'heel wat
brandstof gevergd.
De heer Ohapon zou gaarne zien, dat aan de Tuinwijk-
laan op het daarvoor bestemde terrein een dienstgebouw
werd gebouwd, dat naar sprékers meening met weinig
kosten zou kunnen worden ingericht voor politiepost en
brandwecrpost.
De Voorztier deelt mede, dat bij verkoop van terrein
aan de Maatschappij „Leeuw en Hoofd" destijds een
terrein is uitgehouden bestemd voor een politiepost. Bij
Tuinwijk zijn daaromtrent nog geen plannen gemaakt.
Door de aanschaffing van een nieuwe motorbrandspuit
is zeker geen behoefte meer aan een brandweerpost.
De heer Chapon zou dan willen aandringen op een
brandschel.
De Voorzitter zegt, dat overa! telefoon in deze om-
geving aanwezig is en bij opbellen van no. 28104 de
brandweer onmiddellijk wordt gealarmeerd.
De heer De Boer zegt, dat hij de brandstoffenrekening
wel hoog vindt, als hij deze vergeüjkt met de verwar-
ming van zijn eigen schuur met een afmeting van 24 bij
24 Meter en een hoogte van 2/2 Meter, waarin dag en
nacht wordt gestcokt tot een hitte van 80 graden
gedurende ruimi 4 maanden.
De heer Hilterman vraagt, of de verwarming van het
pohtieposthuis in de Boekenrodestraat hier ook onder
valt.
De Voorzitter antwoordt ontkennend.
Mevrouw Hoekstra wijst er op, dat de verwarming
hier ongeveer zeven maanden moet branden en er wel
rekening mede moet worden gehouden, dat de menschen
met nachtdiensten nat en koud binnen kunnen komen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, deelt nog mêde, dat
zijn ervaring is, dat centrale verwarming niet goedkoop
kan worden genoemd.