83
hftfl
28 JULI 1927
De liggende afvoerleidingen moefen len minsfe
0 125 M. wijd zijn en, indien deze in of onder een
houwwerk gemaakt worden, van in- en uitwendig
geasphalteerde gegoten ijzeren socketbuizen, met een
minimum wanddikte van 9 m.M., vervaardigd zijn.
De val- of standpijpen van privaten moeten ten
minsie 0.10 M. wijd zijn. Zij moeten bestaan uit in-
en uitwendig geasphalteerde gegoten ijzeren socket-
buizen, met een minimum wanddikte van 6 m.M. of
uit lood wegende ten minste 30 K.O. per M2.
Deze val of standpijpen moeten Iucht- en waferdicht
worden aangesloten aan een zinken pijp, zwaar ten
minsfe 5.74 K.G. per M2. en wijd minstens 5 c.M.
reikende vanaf het privaat tot 0.50 M. boven het dak
en voorzien van een ventiiatiekap.
Artikel 54ter.
Ten behoeve van het onfruimen van versfoppingen
moet in de gegoten ijzeren grondleidingen nabij het
punt van aansluiting van een valpijp aan een grond-
leiding en nabij het aansluitingspunt van twee grond-
leidirigen een onfruimingssfuk worden geplaatst.
De dichting van de sockefs voor de gegoten ijzeren
grondleidingen moet geschieden met gesmolten lood,
dat, na bekoeling, moet worden aangedreven. Aan de
dichting moet voorafgaan een gedeeltelijke vulling
van de sockets met schiemansgaren, hetwelk moet
worden aangedreven, zoodat het dichtingsmateriaal
niet in de buis kan doordringen.
Na artikel 55, onder Afdeeling XI, wordf ingevoegd
het volgende artikel luidende
Artikel 55bis
In elk vertrek moet, indien zulks in verband met
de Iigging der woning door Burgemeester en Wet-
houders noodig wordt geacht, te hunnen genoegen
ten minste één der ramen zoodanig zijn ingericht, dat
daaraan op doelmatige wijze eene gaasbescherming
tegen het binnendringen van muggen kan worden
aangebracht.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den 28
Juli 1927.
De Secretaris,
De Voorzitter,
w
ffcJl)
H iiium
1.
11 {'\9