71
22 MAART 1928
laten stoppen. Het verkeer zal echter wel van dien
aard worden, dat men spoedig over zal gaan tot het
laten stoppen van sneltreinen. Spreker zegt, datin den
brief, die liet gemeentebestuur van de Directie der
Spoorwegen heeft ontvangen, ook alieen maar sprake
is van buurttreinen. Spreker heeft nog goede ver-
wachting, dat er wel verandering zal komen.
De heer Van Unen vreest, dat wanneer in het begin
slechts buurttreinen aan deze halte zullen stoppen, dit
dan zal worden bestendigd. Wanneer in het begin,
bij de openstelling der halte, weinig gebruik van de
nieuwe halte zal worden gemaakt omdat er slechts
buurttreinen stoppen, waarmede de bewoners niet zijn
gebaat, vreest spreker, dat de Directie der Spoorwegen
niet gemakkelijk zal overgaan om daar ook nog snel-
treinen te laten stoppen. Het begin moet goed wor-
den opgezet.
De Voorzitter doet vervolgens de toezegging, dat
vöör de a.s. winterdienstregeling de aandacht van de
spoorwegen op een en ander zal worden gevestigd
en stappen zullen worden gedaan om aan de wen-
schen, geuit door den heer Van Unen, tegemoet te
komen.
erbete- j-je greecj vraagf5 ]10e hef Sfaaf mef <je Verbe-
ring Sch. tering van het Schuine Pad. Spreker zegt, hierover in
Pad. eene vorige vergadering ook al te hebben gesproken,
doch er zijn nog weinig resultaten te zien. De toe-
stand is daar onhoudbaar.
De Voorzitter zegt, dat hieraan in den loop van dit
jaar gewerkt zal worden.
De heer Breed verklaart, met deze toezegging, die
hem reeds meerdere malen is gedaan, geen genoegen
te nemen. Spreker vraagt, of eerst nog meerongeluk-
ken moeten gebeuren, voordat de toestand daar ver-
beterd wordt en wijst in verband hiermede op het
ongeluk, dat onlangs daar weer gebeurd is met een
beerwagen.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, zegt, dat on-
gelukken helaas overal gebeuren. Dat na de invoering
van het éénrichtings-systeem de toestand alhier on-
houdbaar is te noemen, acht spreker wel wat sterk.
Er zal aan een deskundige over aanleg van het plein
advies worden gevraagd. Sprtker zegt, dat het een
soort wantrouwen wekt in het CoHege van Burge-
meester en Wethouders, wanneer ieder oogenblik op
deze aangelegenheid wordt teruggekomen.
De heer Breed acht het geenszins een bewijs van
wantrouwen in Burgemeester en Wethouders, dat op
deze kwestie telkens wordt teruggekomen en hiertegen
moet spreker ernstig opkomen. De toes'and daar ter