37
26 APRIL 1928
Art. 5.
Brandkranen.
1. Ieder, die den aanleg verlangt van een of meer extra
brandkranen, kan zulks op een schriftelijk verzoek aan de
Directie aanvragen. De aanleg geschiedt voor rekening
van den aanvrager.
2. Tenzij het water voor deze kranen reeds over een
watermeter wordt geleverd, moeten voor zoover de
Directie dit noodig oordeelt, de brandkranen en bijbe-
hoorende afsluiters vanwege de Directie worden verzegeld
en mogen zij door den aanvrager alleen worden geopend
in geval van brand.
3. Wanneer het zegel om welke reden ook verbroken
of beschadigd is, moet hiervan binnen 24 uur aan de
Directie kennis worden gegeven.
4. De Directie bepaalt het bedrag, dat de verbruiker
verschuldigd is wegens waterverbruik over de ontzegelde
brandkraan.
5. Het is ten strengste verboden het zegel te verbreken,
behalve in geval van brand.
6. Het beproeven van de brandkranen en het spuien der
bijbehoorende leidingen geschiedt uitsluitend vanwege de
Directie voor rekening van den aanvrager.
Art. 6.
Meteropname.
1. De opname van de meters geschiedt in den regel
eens per twee maanden, doch kan zoo de Directie zulks
noodig oordeelt, meerdere of mindere malen geschieden.
2. De aanwijzing van de meters wordt aangeteekend
op een daarvoor bestemde kaart, welke zich moet be~
vinden bij een der meters onder het bereik van de met
de meteropname belaste beambten.
3. Twijfelt de verbruiker aan de juistheid van de aan-
wijzing van een meter, dan kan hij tegen betaling van de
kosten van vervanging een anderen meter krijgen. Van
deze betaling is hij vrijgesteld, indien na onderzoek, van-
wege de Directie, blijkt, dat de afwijking in de meteraan-
wijzing bij normale belasting van den meter, meer dan
4 bedraagt.
4. Wanneer bij de opname van de meteraanwijzing
blijkt, dat een meter niet of niet nauwkeurig heeft aange-
wezen, wordt voor de in het betreffende tijdvak verbruikte
hoeveelheid gas, duinwater of electriciteit als maatstaf
naar keuze der Directie aangenomen: öf het verbruik in
hetzelfde tijdvak in het vorig jaar, öf het gemiddelde van
het verbruik in het voorafgaande en het volgende tijdvak.
Mocht geen dezer wijzen van berekening kunnen