26 Juli 1928. 7 (2). De voorloopige aanstelling geschiedt door Bur- gemeester en Wethouders op aanbeveling van het hoofd van den dienst. (3). Wanneer de voorloopig aangestelde werkman, nadat hij in 104 weken dienst heeft verricht, niet als vast werkman is aangesteld, moet hij met inacht- neming van het bepaalde in art. 35 of het derde lid van art. 36 omtrent de opzeggingstermijnen -• worden ontslagen. Art. 7. (1). Om voor de eerste maal als vast werkman te kunnen worden aangesteld moet men tenminste in 52 weken in dienst van de Gemeente zijn werkzaam ge- weest, hetzij ais voorloopig aangesteld werkman, hetzij als jeugdig of los werkman en in de laatste ge- vallen tevens voldoen aan de vereischten, in art. 6 voor eene voorloopige aanstelling genoemd. (2). Een vast werkman wordt aangesteld door Bur- gemeester en Wethouders op aanbeveling van het hoofd van den dienst. (3). Een werkman, die reeds als vast werkman is aangesteld geweest, kan, na op de wijze, als in het eerste lid van art. 6 bepaald, opnieuw lichamelijk ge- schikt te zijn bevonden, weder terstond alsvastwerk- man worden aangesteld. Art. 8. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bijzon- dere gevallen bij gemotiveerd besluit van het in de artikelen 4 tot en met 7 bepaalde omtrent termijnen en leeftijdsgrenzen af te wijken of afwijkingen toe te staan. Dezelfde bevoegdheid bestaat ten aanzien van het daar bepaalde omtrent de lichamelijke geschiktheid, indien deze bij het geneeskundig onderzoek mocht blijken, niet ten volle aan de eischen te voldoen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1928 | | pagina 17