26 Juli 1928.
10
eene beslissing worden genomen over het al of niet
rechtmatige der opdracht. Luidt hunne beslissing, dat
de opdracht onrechtmatig is geweest, en heeft reeds
geheele of gedeeltelijke uitvoering plaats gehad, dan
wordt door hen tevens beslist, welke geldelijke ver-
goeding den werkman kan worden toegekend. Na de
beslissing van Burgemeester en Wethouders dat de
opdracht onrechtmatig is geweest, behoeft daaraan
door den werkman geen verdere uitvoering gegeven
te worden.
Art. 12.
(1). De werkman, die zijne geregelde werkzaamhe-
den niet buiten de Gemeente verricht, is verplicht
binnen de gemeente te wonen, tenzij hij van Burge-
meester en Wethouders vergunning verkregen heeft
om zijne woonplaats buiten de Gemeente te vestigen.
Aan deze vergunning kunnen door Burgemeester en
Wethouders voorwaarden worden verbonden.
(2). Tenzij met vergunning van Burgemeester en
Wethouders mogen de werklieden geene nevenbetrek-
king vervullen, geene bezoldigde werkzaamheden voor
derden verrichten en geen handel of nering uitoefenen.
Voor zooveel betreft het uitoefenen van handel of
nering is deze bepaling ook van toepassing op inwo-
nende huisgenooten van werklieden.
(3). Het is den werkman verboden
o. rechtstreeks of zijdelings deel te nemen aan niet
tot zijn werkkring behoorende werken der gemeente
of aan leverantie's voor de gemeente;
b. geschenken aan te nemen in verband met de uit-
oefening van zijn betrekking;
c. ten eigen bate diensten te doen verrichten door
personen in gemeentedienst;
d. aan de gemeente toebehoorende eigendommen ten
eigen bate te gebruiken;