26 Juli 1928.
24
daarna met de rente, bedoeld bij art. 16 dier wet.
(2). Wanneer een door een ongeval getroffen werk-
man ontslagen wordt en daarna opnieuw wordt aan-
gesteld of aangenomen op een lager loon, dan hij
onmiddellijk vöör zijn ontslag genoot, blijft de in het
eerste lid genoemde vermindering achterwege, voor
zoover van die vermindering het gevolg zou zijn, dat
de werkman aan loon, uitkeering of rente en gemeente-
pensioen te zamen minder zou ontvangen dan het
loon, dat hij onmiddellijk vöör zijn ontslag genoot.
Overlijden.
Art. 32.
Overlijdt een vaste of voorloopig aangestelde werk-
man zonder achterlating van een weduwe of van kin-
deren jonger dan 18 jaar, dan wordt aan den recht-
hebbende het loon van den overledene uitgekeerd tot
en met de week waarin het overlijden plaats heeft.
Overlijdt een vaste of voorloopig aangestelde werk-
man met achterlating van een weduwe of van kinde-
ren jonger dan 18 jaar, of van ouders of schoonouders,
waarvan hij de kostwinner is, dan wordt ôf aan de
weduwe ôf aan den voogd der kinderen ôf aan een
der ouders of schoonouders het loon uitbetaald, tot
en met 13 weken, na den dag van het overlijden.
Deze bepaling geldt ook bij overlijden van losse
werklieden, met dien verstande dat voor elke maand
dienst aan het overlijden onafgebroken voorafgaande
één week loon zal worden uitgekeerd tot een maxi-
mum van 13 weken.
Ontslag.
Art. 33.
Ontslag al of niet op verzoek van den betrokkene
wordt verleend aan den vasten en aan den voorloopig