26 Juli 1928.
25
aangestelden werkman door Burgemeester enWethou-
ders, aan den lossen werkman door het hoofd van
dienst die daarvan telkens onmiddellijk kennis geeft
aan Burgemeester en Wethouders, aan den jeugdigen
werkman onder goedkeuring van Burgemeester en Wet-
houders door het hoofd van den dienst die zijn bewijs
van aanneming heeft geteekend, of, zoo de werkman
dat nog niet heeft ontvangen, die hem heeft aange-
nomen.
Art. 34.
(1). De vaste werkman, die den dienst der Ge-
meente wil verlaten, moet ten minste 14 dagen vöör
het tijdstip waarop hij wenscht, dat zijn dienst een
einde zal nemen, een schriftelijk verzoek om ontslag
indienen bij het hoofd van den dienst, die daarvoor
een bewijs van ontvangst afgeeft. In zeer bijzondere
gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wet-
houders, kan de termijn van 14 dagen korter worden
gesteld. Op het door hem aangegeven tijdstip wordt
hem een schriftelijk bewijs van ontslag uitgereikt, het-
welk eervol wordt verleend, indien hiertegen volgens
dit reglement geen bezwaren bestaan.
(2). De jeugdige werkman, die het bewijs van (zijne
laatste) aanneming, bedoeld in art. 10, heeft ontvangen
en de voorloopig aangestelde werkman moet, wanneer
hij den dienst wenscht te verlaten, ten minste 14 dagen
vooraf daarvan schriftelijk kennis geven aan het hoofd
van den dienst. De losse werkman, die hetbewijsvan
(zijne laatste) aanneming, bedoeld in art. 10 heeft
ontvangen moet, wanneer hij den dienst wenscht te
verlaten, tenminste één week vooraf daarvan schriftelijk
kennis geven aan het hoofd van den dienst. Van het
ontslag wordt op het bewijs van aanneming of aan-
stelling melding gemaakt.
(3). De werkman, die vöör het tijdstip, waarop