26 Juli 1928.
46
Art. 11.
1. De verhoogingen gaan in met de eerste loonweek
van het kalenderkwartaal, waarin de werkman een ter-
mijn, genoemd in art. 4, zal bereiken.
2. De verhoogingen bedragen voor de werklieden,
die den vollen wekelijkschen werktijd werken, telken-
male 0.48.
Art. 12.
Indien een werkman (anders dan bij wijze van straf)
wordt geplaatst in een lager bezoldigde categorie dan
die, waarin hij tot dusver was geplaatst, wordt zijn
loon zooveel lager gesteld als het verschil bedraagt
tusschen de maxima der beide categorieën. Is de
werkman tot de categorie, waarin hij tot dusver was
geplaatst, gekomen door bevordering uit een andere
categorie, dan wordt zijn loon bij herplaatsing in de
laatstbedoelde (of een gelijk bezoldigde) categorie
echter niet lager bepaald, dan het loon, dat hij in die
categorie zou hebben verdiend, wanneer hij daarin
was gebleven.
Art. 13.
Voor werklieden, die enkele dagen per week of
enkele uren per dag werken, wordt in bovenstaande
regelen het bedrag van 0.48 resp. een veelvoud
daarvan verminderd in evenredigheid tot het aantal
uren, waarnaar hun loon is vastgesteld.
Art. 14.
Overigens kan voor werklieden, die zich door bij-
zondere geschiktheid, ijver of toewijding onderschei-
den, alsmede voor jeudige werklieden in verband met
het vak waarvoor zij zich bekwamen, en in andere
bijzondere omstandigheden, van de bovenbedoelde be-