72
26 JULI 1928
verlies tot grondslag moet strekken van de te bepalen
schadeloosstelling. Wij kunnen hieruit niet anders lezen
dan dat dit tot grondslag dienende bedrag om te
komen tot de bepaling van de totale schadeloosstellmg
tevens zal zijn de uitkeering over het eerste jaar.
Zooals wij reeds in ons voorstel van heden omtrert
art 19 1 e, sub a en c, hebben opgemerkt, kunnen
wij ons met de opvatting van het bureau Limperg,
dat elke schadeloossteiling als een afzonderhjke zaak
moet worden beschouwd, geheel vereentgen. he
standpunt van Haarlem, welke gemeente, zooals uit
het voorstel aan den Raad dier gemeente bhjkt, ver-
schillende bedragen meent in mindermg te mogen
brengen op het berekend verlies bedoeld in art. 2i,
le lid, achten wij dan ook in strijd met de wet.
Wij meenen, dat de krachtens art. Ü6 door Haarlem
uit te keeren bedragen hier niet ter sprake mogen
komen en vestigen er o.m. de aandacht op dat mets
in de wet Haarlem sterkt in de opvatting, dat ontwi]-
felbaar vaststaat dat de door liaar berekende nadeelige
exploitatie van Tuinwijk, alsmede die der andere
bouwvoorsehotten bij deze schadeloosstelling behooren
te worden verrekend en dat ook de opvattmg dat
Heemstede „per jaar beter wordt hetzelfde cijfer als
de overgang aan Haarlem zal kosten" geen steun
vindt in de wet. Er wordt trouwens ook niet aange-
geven op welke wetsbepaling die opvatting steunt.
Bij de bespreking van de krachtens art. 26 door
Haarlem uit te keeren bedragen zijn wij voornemens
op de desbetreffende beweringen van Haarlem nader
terug te komen.
Zooals bovengezegd zijn wij van ineemng, dat deze
punten bij de beoordeeling van onze aanvrage krach-
tens art. 22 buiten beschouwing behooren te blijven.
Tenslotte merken wij U op, dat het gemeentebestuur
van Haarlem, blijkens het voorstel aan den Raad dier
gemeente, van oordeel is, dat mct eene uitkeenng van
eene schadeloosstelling gedurende twee jaren aan den
tekst en de bedoeling dtr wet volledig recht wordt
gedaan, zulks in verband met het snelle aanpassings-
vermogen der gemeente.
Uit den aard der zaak valt moeihjk te beoordeelen.
of de verkleinde gemeente 20, 30 of b.v. 46 jaren
noodig zal hebben om zich aan te passen aan den
nieuwen toestand en is daaromtrent geen zekerheid
te geven. Hoewel het dus niet uitgesloten îs, dat die
aanpassing in werkelijkheid een langer tijdvak noodig
zal hebben, is in het betrekkelijke verzoek aan Uw
College slechts verzocht om gedurende twintig achter-
eenvolgende jaren eene schadeloosstelling uitgekeerd te