12 December 192Q.
210
valt bij spreker echter nog niet onder deze categorie,
dus uit dat oogpunt wil hij zich tegen deze verhoo-
ging niet verzetten. Wat hem echter minder aanslaat
is wel diter is in Heemstede van kracht een veror-
dening, regelende de pensionneering van de Wethou-
ders. Deze verordening nu, wilde spreker in verband
brengen met de voorgestelde verhooging van de
jaarwedde. Het feit, dat in de verordening staat, dat
ieder, die ophoudt Wethouder te zijn, aanspraak op
pensioen kan doen gelden, of hij dit ambt nu 4 jaar
of korter heeft bekleed, acht hij een onjuiste opvatting
van pensionneeren. Is iemand bijv. 3 jaar Wethouder
en bedankt hij voor het Wethouderschap, emdat hij
zich daarvoor niet geschikt acht, dan moet de gemeente
hem verder zijn geheele leven pensioen uitbetalen en
dat is niet juist. Spreker zou dan ook zijn medewer-
king aan de verhooging der jaarwedde van f 800.
f 1250.afhankelijk willen stellen van de wijze van
pensionneering. Is het niet mogelijk, de verordening
zöö te wijzigen, dat een Wethouder op een bepaalden
leeftijd, bijv. met ingang van 60 of 65 jaar wordt
gepensionneerd, zooals dit in Haarlem het geval is ,J
Het moet echter uitgesloten zijn, dat men bij het be-
reiken van zijn 36 jarigen leeftijd tot aan zijn dood
toe pensioen krijgt, omdat men eenigen tijd Wethou
der is geweest. Wanneer spreker de toezegging krijgt,
dat Burgemeester en Wethouders een andere pensi-
oenregeling aan den Raad zullen voorleggen voor de
toekomst, dan zal hij zich tegen de voorgestelde ver-
hooging niet verzetten. Zonder meer is hij er echter
niet voor.
Wat betreft uifstel, zou spreker willen zeggen „laat
de Raad zich nu uitspreken en is de meerderheid
tegen de voorgesteide verhooging, laat hij dit voorstel
dan liever direct afstemmen.
De Voorzitter merkt hierbij op, dat Burgemeester
en Wethouders hun aandacht reeds op de kwestie
van de pensionneering hebben gevestigd. De desbe-
treffende verordening behoefde echter nog nimmer
te worden toegepast. Deze aangelegenheid is echter
juist in de laatste vergadering van Burgemeester en
Wethouders ter sprake gekomen en binnenkort kan
de Raad hieromtrent een voorstel van Burgemeester
en Wethouders tegemoet zien.
De heer Kwak gaat geheel accoord met hetgeen
de heer Van Unen heeft opgemerkt. Het vooistel, om
de behandeling van deze aangelegenheid nog één