27 Maart 1930
65
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, zou den heer
Audretsch willen antwoorden, dat iedere herziening
van het Uitbreidingsplan natuurlijk den Raad en
Qedeputeerde Staten zal passeeren, alsmede de Ge-
westelijke Comrrissie. De voorbereiding van dlt plan
heeft zeer lang geduurd en ook de plannen tot her-
ziening vragen steeds veel tijd, in verband met het
feit, dat de Oewestelijke Commissie sfeeds vooraf
gehoord moet worden Hetgeen Burgemeester en
Wethouders thans aan zich willen voorbehouden zijn
slechts kleinigheden, veranderingen van ondergeschik-
ten aard, teneinde daardoor de langdurige procedure
van een herziening te vermijden In antwoord op de
vragen van den heer Jonckbloedt zou spreker willen
mededeelen, dat het wel de bedoeling is, dat het door
hem bedoelde hoekje naast Tummers bebouwd mag
worden, doch dat winkelhuizen daar verderop aan
den Binnenweg niet gewenscht zijn in verband met
hefgeen aan de overzijde is tot stard gekomen.
De heer Van LJnen zegt die kwestie van overdracht
van bevoegdheid nu niet meer te begrijpen. Spreker
vindt het met den heer Audretsch niet heelemaal juist
om de beoordeeling van eventueele nadere wijzigingen
geheel aan Burgemeester en Wethouders overtelaten.
Anderzijds zegt Wethouder Jhr. van de Poll dat de
Raad toch in iedere herziening gekend zal worden.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat door Wethou-
der Jhr van de Poll zeer terecht is opgemerkt, dat
iedere flinke wijziging van het Uitbreidingsplan in den
Raad zal worden gebrachtdit is trouwens de gewone
gang van zaken, zooals de Woningwet die voorschrijft.
Het Woningbesluit heeft hier echter niet het oog op
een wijzig.ing van het Uitbreidingsplan, doch bedoelt
slechts kleine details. Zoo kan bij het uitzetten van
een straat de noodzakelijkheid blijken om haar richting
eenigszins te wijzigen of haar grens of eenig onder-
deel nader vast te stellen. De beslissing daaromfrent
zagen Burgemeester en Wethouders graag aan zich
voorbehouden, zooals de Raad daartoe eveneens be-
sloot bij de vaststelling van herziening XLVI van het
Uitbreidingsplan, in zijne vergadering van 3 October
1929. Het gaat daarbij dus om kleine wijzigingen,
zooals verkavelingen van perceelen e.d.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, voegt hier
nog aan toe, dat hiermede dus niet wordt bedoeld
liet inleggen of weglaten van een straat.