24 April 1930
86
voorbeeld van de gemeente om kindertoeslag te geven,
niet zullen volgen. Hierop zou spreker willen antwoor-
den, dat o.a. de bloemisten reeds eenigejaren kinder-
toeslag aan het personeel hebben betaald. Dit doen
zij niet, omdat de gemeente hen voorging, maar uit
overtuiging. Persoonlijk rekent spreker dit tot zijn
plicht en zegt, gaarne een vader met een groot gezin
in dienst te nemen. Verder wil hij hierop niet ingaan.
De heer Vring zegt, dat hij gaarne iets over deze
aangelegenheid in het midden wil brengen, wat hij
over dit punt in de practijk heeft ervaren. In het
theoretische gedeelte van dit vraagstuk, waarover
vorige sprekere het woord voerden, heeft hij zich niet
zoo ingewerkt. Spreker is bedrijfsleider van een groep
menschen van uiteraard verschillende denkrichting.
Wanneer hij zoo eens onder hen het oor te luisteren
legt, dan hoort hij, dat het verlangen naar kindertoe-
slag leeft onder de Katholieke arbeiders. Spreker kan
hen dit geenszins kwalijk nemen. In verband hiermede
herinnert hij zich hoe Mevrouw Bigot destijds een
lans brak voor vacantietoeslag, terwijl toen van meer-
dere zijden werd opgemerkt of het nu niet beter was
om maar op te houden met dat praten over vacantie-
toeslag. „Het was immers bekend hoe de meerderheid
van den Raad hierover dacht". Mevrouw Bigot heeft
toen echter op haar beurt bepleit, wat zij volgens hare
overtuiging meende, niet te mogen nalaten. Op den
kindertoeslag echter verder ingaande, wil spreker nog
even opmerken, hoe de vorige week in Amsterdam
in de vergadering van de Centrale Commissie voor
Overleg door 5 organisatles werd gestemd over het
principe van kindertoeslag. Daarbij is toen gebleken,
dat noch de Modernen, noch de Federatie, noch de
Neutrale Bond voor kindertoeslag hebben gestemd,
alleen in de harten der Katholieke arbeiders werd dit
als een noodzakelijkheid gevoeld. Spreker ziet dan
ook in het verleenen van kindertoeslag geen zaak van
algemeen belang. De meest ideale oplossing zou vol-
gens spreker's meening dan ook zijn dat het loon
zoodanig was, dat de zorg voor het aantal kinderen
daarin was verdisconteerd. Of een arbeider twee of
wel twaalf kinderen heeft is zijn eigen zaak hij moet
dan in ieder geval de tering maar naar de nering zetten.
De Overheid moet hierbij echter buiten beschouwing
blijven. Spreker kan dan ook onmogelijk zijn stem
aan het verleenen van kindertoeslag geven.