24 April 1930
91
vanwaar de krnderen worden uitgezonden over Frank-
rijk, om het geslacht te behouden. Spreker wijst er
nog op, hoe bij de niet bij een Kerkgeoootschap
aangesloten menschen het geboortecijfer 8 per 1000
per jaar bedroeg, terwijl het sterftecijfer 10 was. Ons
land heeft gelukkig ieder jaar nog een geboorte over-
schot, doch wanneer het neo malthusianisme ook hier
meer zal worden ingevoerd, dan zal mettertijd blijken,
hoe ook de practijk van deze leer tot ontvolking zal
leiden.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, zegt, niet
van plan te zijn geweest om over deze zaak iets te
zeggen en wel omdat hij dezelfde meening is toege-
daan als de heer Van Unen. Spreker zegt, dat Burge-
meester en Wethouders er niet over gedacht hebben
om voor te stellen dit adres voor kennisgeving te
laten aannemen. Hij zelf had voorgesteld om deze
zaak op het oogenblik niet ter sprake te brengen en
de behandeling daarvan op te schorten tot na de
raadsverkiezingen. Spreker zegt, dat de loonen in deze
gemeente van dien aard zijn, dat heusch op het
oogenblik niemand in het gedrang zal komen. Deze
verklaring wenschte hij gaarne hier af te leggen.
Vervolgens zegt spreker te zijn aangevallen door
de heeren Van der Erf en Kwak, die niet konden
begrijpen dat een Christelijk Historicus tegen kinder-
toeslag stemt. Men mag hier echter niet generaliseeren
en wel degelijk moet bij de beoordeeling over de
noodzakelijkheid van kindertoeslag de plaatselijke
toestand in het oog worden gehouden. Wanneer
spreker dan ziet, dat in Heemstede top-loonen worden
betaald, acht hij het onjuist om hierboven nog kinder-
toeslag toe te kennen. Het zou echter zeer goed
mogelijk kunnen zijn dat de Christelijk Historici in
andere gemeenten een andere stem uitbrengen.
De Voorzitter zegt, persoonlijk geen aanleiding te
hebben gevonden om voor te stellen, dit adres voor
kennisgeving aan te nemen. Dat neemt niet weg, dat
hij het onjuist vindt om telkens niaar opnieuw een-
zelfde zaak aan de orde te stellen en eenzelfde verzoek
te doen. Nog onlangs, in de raadsvergadering* van
31 Januari 1929 is over deze zaak van gedachten
gewisseld en nu komt men al weer met hetzelfde
aandragen. Nu het echter eenmaal zoover is gekomen
dat een zekere categorie ingezetenen een adres richt
aan den Raad om een uitspraak te krijgen over een
principieele zaak, dan aclit spreker het op den weg