24 April 1930
95
voordeeliger is om enkei een toeslag te geven aan de
gezinnen met meerdere kinderen als om een loon te
construeeren, dat voor ieder gezin, groot of klein,
toereikend zal zijn. Ten slotte zegt spreker nog, dat
hij inderdaad vreemd zai opkijken, wanneerde Chris-
telijk Historische Wethouder zijn stem aan kindertoe-
slag niet zal geven. Overigens zal hij liierover niets
meer zeggen.
De heer Kwak zegt, dat Wethouder Jhr. van de
Poll zijn meening baseert op de „top-loonen" die in
Heemstede worden betaald. Spreker wil zich hierom-
trent nu niet direct als volledig deskundig verklaren,
doch de kwalificatie van top-loonen komt hem toch
wel wat overdreven voor. Mocht het evenwel waar
zijn, dat Heemstede het voorbeeld geeft met haar
top-loonen, welnu, laat zij dit dan ook doen door het
geven van kindertoeslag. Ook spreker is het er mede
eens, dat de voorbeelden, die de heer Van Unen
aanhaalt van gezinnen, die bijvoorbeeld extra lasten
hebben door de aanwezigheid van een zieke moeder,
tot de uitzonderingen behooren. Een goed werkgever
hoort echter bij de bepaling van het loon wel degelijk
rekening te houden met de samenstelling van het
gezin.
De Voorzitter vraagt, of de Raad thans goed vindt
dat tot stemming wordt overgegaan.
De heer Vring wil alleen nog dit opmerken, dat
hij den heer De Boer zou willen verzoeken om in
iiet vervolg eerst te onderzoeken wat hij van plan is
te gaan zeggen. Spreker is vader van acht kinderen
en kan dus moeilijk verdacht worden een aanhanger
te zijn van het Neo Malthusianisme.
De heer Audretsch vraagt, of uitstel van de behan-
deling van dit vraagstuk niet in overweging wordt
genomen.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend.
Alsdan wordt tot stemming overgegaan.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat 8 stemmen
worden uitgebracht vöör het verleenen van kinder-
toeslag, terwijl 7 stemmen worden uitgebracht tegen
het verleenen van kindertoeslag.
Vöör stemden de heeren Van der Linden, Schelvis,
Jonckbloedt, Kwak, De Boer, Breed, Van der Erf en
Wethouder Dr. Droog.
Tegen stemden de heeren Rijkes, Audretsch, Mevr.
De Voogt, alsmede de heeren Van Unen, Moolenaar,
Vring en Wethouder Jhr. van de Poll.