5 Juni 1930
110
het fegeltje, dat voor die pui gebruikt wordt. Spreker
heeft verschillende winkels van Zijlstra gezien en
moet toegeven, dat ze wat druk aandoen De Gruyter
en Jamin hebben echfer ook een bepaald cachet on
hun winkels gedrukt. Spreker zou willen vragen, of
net nu op den weg van de gnmeente ligt om zulk
een „firma-kaarfje" tegen te werken. Hij wil hieraan
d.rect toevoegen, dat men hieruit niet de verkeerde
conclusie moet vastknoopen, dat hij het werk van de
bchoonheidscommissie niet ten volle waardeert in-
tegendeel, spreker heeft een open oog voor hetgeen
deze Commissie den laafsten tijd doet, doch in dit
speciale geval zag hij graag, dat zij haar zin niet
reeg Straks, wanneer de winkel gereed is, zal on-
getwijfeld de etalage domineeren en dat is juist de
aantrekkehjkheid voor een winkelier. Men moet van
buitenaf direct kunnen zien, kijk, daar is weer een
W'iikel van Zijlstra. Spreker is bevreesd, dat wanneer
e KcaJ met het voorsfel van Burgemeesfer en Wet-
houders meegaaf, die winkel er niet komt. Hij wil
hiermede met zeggen, dat dit nu zoo heel erg zou
zijn want Heemstede heeft genoeg kruidenierswinkels
doch hij acht het motief, waarop die vergunnine
wordt geweigerd, minder juist.
De heer Van der Erf sluit zich geheel bij de
woorden van den heer Kwak aan Spreker kan zich
voorstellen, dat deze firma niet wil afwijken van haar
gewone type wmkel, dit is het goede inzicht van den
zakenman Nu verder aan alle eischen is voldaan
acht hij het ongewenscht om deze vergunning niet
te verleenen. 6
De heer Breed zegt met de sprekers accoord fe
gaan. Het spijt hem alleen, dat hij hier en daar zoo
jefs gehoord heeft van de stok achter de groote deur
Spreker zegt bij voorbaat, dat hij hier niet meegaat
me Burgemeester en Wethouders, doch hij gaat ook
met met de tegenstemmers mee uit angst voor het
dre.gement of omdat hij bang gemaakt wordt, dat
die wmkel er dan niet komt.
De Voorzitter, de verschillende sprekers beantwoor-
i eiloe' i5egt' de a,8emeene klacht, die hij gehoord
heeft, hiertoe kan worden teruggeleid, dat de Com-
miss.e te drastisch te werk is gegaan. Ten aanzien
van de opmerkmg van den heer Van Unen, als zou
eze zaak door de Schoonheidscommissie te langzijn
opgehouden, zegt spreker, dat van traag werken van
die Commissie hier nooit sprake is. Integendeel,