5 Juni 1930
113
De heer Van Unen inerkt op, dat hij den indruk
heeft gekregen, dat de Voorzitter uit de verschillende
heschouwingen een verkeerde conclusie heeft getrok-
ken. De leden van den Raad waardeeren liet werk
van de Schoonheidscommissie zeer. De kwestie is
alleen deze, dat in het onderhavige geval een bouw-
vergunning wordt geweigerd vanwege de ornamen-
teering van eenige tegels van een pui en dat gaat
naar spreker's meening wel wat te ver. Dit heeft
echter niets te maken met het meer of minder waar-
deeren van het werk van de Schoonheidscommissie.
De heer Audretsch gaat volkomen accoord met de
woorden van den heer Van Unen Het gaat hier in
het geheel niet tegen de Schoonheidscommissie, doch
waar de pui is goedgekeurd vindt spreker het te ver
gaan dat de bouwvergunning wordt geweigerd van-
wege het motief, dat in de stukken keranhek is ver-
werkt. Verder is hier nog gesproken over reclame,
maar spreker is van meening, dat wanneer de Schoon-
heidscommissie daarover te oordeelen had, ze geen
enkele reclame mooi zou vinden, Met den heer Breed
moet spreker van gevoelen verschillen, wanneer hij
denkt dat hier sprake is van angst voor het dreige-
ment dat de firma Zijlstra, wanneer zij haar zin niet
krijgt, zich hier niet komt vestigen.
De heer Rijkes zegt, dat het vanzelf spreekt, dat
de Commissie deze zaak en ook in andere gevallen
de zaken objectief moet bekijken. De Commissie moet
echter ook kunnen dulden, dat de Raad tiier een
andere opinie heeft. De photo van de winkel uit
Zeist doet inderdaad druk aan, doch in werkelijkheid
is dat niet zoo erg. Het is ontegenzeggelijk waar,
dat de groote ftrma's, -zooals daar zijn De Wit, De
Gruyter, Albert Heyn e.a. ieder hun eigen model
winkel hebben. De Commissie moet deze bouwaan-
vrage dan ook eens even uit een zakenoogpunt be-
kijken. Het frappeert hem dan ook wel eenigszins,
dat toch op zooveel plaatsen in het land een derge-
lijke winkel toelaatbaar werd geacht, zelfs in Zeist,
dat toch wel eenigszins met Heemstede kan worden
vergeleken. Spreker blijft dan ook bij zijn meening,
dat de Commissie hier wel wat te ver is gegaan.
De heer Van der Erf zegt, dat de Raad natuurlijk
wel kon verwachten, dat tiurgemeester en Wethou-
ders hier de uitspraak van de Schoonheidscommissie
zouden verdedigen. Wanneer spreker echter hoort
spreken over het landelijke karakter van de Raad-