21 Augusfus 1930
185
kindertoeslag zoo verdedigd zou hebben als hij het
zoo juist gedaan heeft, het dan zijn stem niet ge-
lcregen zou hebben. Hij kan zich niet voorsteilen,
dat een verdediger van den kindertoeslag zoo kan
spreken. Voorts heeft Dr. Droog nog opgemerkt, dat
een Com-mmissie van Overleg een commis.sie van
advies is, dit kan spreker volkomen met hem eens
zi;n en wil hieraan toevoegen, dat het zeer moeilijk
is om ieder het zijne te geven. Daarom was hij er voor
om het bedrag voor den kindertoeslag te egaliseeren
en ieder hetzelfde te geven.
Dz Voorzitter zegt, dat in den loop der debatten ver-
warring is ontstaan tussc'hen het amendement van
den heer Jonckbloedt en dat van den heer Rijke.s.
Het zou daarom onbillijk zijn om niet het tweede
gedeelte van het amendement van den heer Rijkes
ter sprake te brengen, Burgemeester en Wethouders
hebben ook dat nagekeken en meenden ook daar niet
in te moeten treden. De uitvoering daarvan zou zeer
veel administratieve moeilijkheden met zich mede-
brengen en het wilde Burgemeester en Wethouders
niet sympathiek voorkomen om een kind dat jonger
is dan 16 jaar en 5.per week verdient, uit te
siuiten van kindertoeslag, Dit zou een zekere ver-
deeldheid in de gezinnen kunnen brengen, hetgeen
niet bevorderd moet worden,
De heer Rijkes zegt de meening van den Voorzitter,
dat hieraan te veel administratieve moeilijkheden
zijn verbonden, niet te kunnen deelen. Men mag
daarbij toch ook wel vertrouwen op de eerlijkheid
van de menschen, zegt spreker. Ook kan hij niet
inzien, dat -hierdoor verdeeldheid in de gezinnen'
wordt gebracht. Spreker handhaaft dan ook zijn
voorstel.
De heer Van der Erf wijst er op, dat bij een kind
dat 7.-o'f 8.per week verdient, wel degelijk
geld moet.
De heer Rijkes zegt, dat het geenszins zijn bedoeling
rs om dat gezin te kort te doen, maar hij acht het
onjuist, dat een ander gezin, dat misschien in moei-
Irke omstandigheden verkeert aan dien kindertoeslag
mode moet betalen.
De Voorzitter is vervolgens van meening dat over
deze zaak thans uitvoerig genoeg is gesproken. Hij
stelt daarom voor in stemming te brengen het amen-
dement van den heer Jonckbloedt, als zijnde het amen-
dement van de verste strekking. Dit amendement