21 Augusfus 1930
Dc heer Breed zegi; zich te hebben voorgenomen om
over deze zaak niet te spreken. Hij wil echter alleen
dit opmerken, dat hij goede nota zal nemen van de
mededeelingen van den Wethouder, Dr. Droog, dat
in het prae-advies van Burgemeester en Wethou-
ders de kwestie van den eigendom niet is aangeroerd
en dat Burgemeester en Wethouders niet verant-
woordelijk zijn voor het rapport van het Hoofd van
den Dienst van Openbare Werken.
De Voorzitier zegt, het met den heer Jonckbloedt
met eens te zijn, wanneer hij opmerkt dat Burge-
meester en Wethouders accoord gaan met den inho"ud
van het îapport van het Hoofd van den Dienst van
Openbare Werken, omdat zij daarop niet gereageerd
hebben Spreker voegt hieraan toe, dat het den heer
Jonckbioedt niet beker.d is welke briefwisseling
heeft plaats gehad tusschen Burgemeester en Wet-
houders en het Hoofd van den Dienst van Openbare
Werken en deze behoefde in het prae-advies toc'h
niet gememoreerd te worden.
De heer Van Unen was oorspronkelijk van gedachte,
f,ze voordracht was gelijk iedere andere, over
afwijkingen van de bouw- en woningverordening.
Spreker gaat echter langzamerhand denken, dat het
hier een bijzondere afwijking betreft want hij krijgt
de indruk, dat ook al wordt het voorstel van Burge-
meester en Wethouders aangenomen, de Bavo toch
niet gaat bouwen, Hij kan er echter weinig voor ge-
voelen om aan iemand die niet gaat bouwen, toch
afwijking te verleenen.
De Voorzitter informeert daarop of het dan in de
bedoeling ligt van den heer Jonckbloedt om de
aanvrage van Huize St. Bavo in te trekken en zoo ja,
of hij daartoe is gemachtigd.
De heer Jonckbloedt antwoordt hierop, dat het
geenszins zijn bedoeling is om deze aanvrage in te
trekken en voegt hieraan toe dat Huize St. Bavo dit
voorstel toch gaarne zag aangenomen, opdat aisdan
de gelegenheid zou bestaan om de afbraak door te
laten gaan. De fundeering kan dan blijven liggen.
Spreker wil den heer Van Unen nog zeggen dat de
Bavo inderdaad bij voorbaat reeds graag de onthef-
fing van de Bouw- en Woningverordening wil hebben
feneinde straks de Raad niet meer noodig te hebben.
De heer Kwak zegt, bij het eerste aanhooren van
deze zaak er direct voor te zijn geweest om het