25 September 1930
218
voor kennisgeving aan te nemen. Inderdaad, het be-
lang van den heer Van der Eyken is er mede gediend,
wanneer die weg er komt, maar dit maakt in het ge-
heel geen punt van overweging uit en daarom be-
hoeft men hem in het geheel niet tegen te werken.
Het algemeen belang is hier het criterium en wan-
neer dan tevens het belang van een persoon wordt
gediend is dat voor dien persoon aangenaam, maar
mag daarom toch geen reden zijn om het algemeen
belang op zij te zetten. Wanneer bij het gemeente-
bestuur een officieel verzoek binnenkomt om een
weg op het uitbreidingsplan te brengen, dan is de
gewone gang van zaken, dat zulk een verzoek eerst
om advies in handen van den adviseur voor het uit-
breidingsplan wordt gesteld, Thans wordt niets an-
ders voorgesteld om dit nu ook zoo te doen. Wan-
neer dit advies binnen is gekomen, kan de Raad
altijd nog zijn houding bepalen. Tegenover den heer
Van der Eyken is het echter niet billijk om nu ineens
iets anders te doen, omdat de Bavo een mooien tuin
heeft. Het feit, dat Burgemeester en Wethouders niet
eerder met dit voorstel zijn gekomen, vindt zijn grond
hierin, dat tot op heden nog geen officieel verzoek
van den heer Van der Eyken bij hun college is bin-
nengekomen. In hun vorige voordracht hebben Bur-
gemeester en Wethouders echter reeds opgemerkt,
dat rekening diend° te worden gehouden met de
mogelijkheid, dat ter plaatse een zijstraat zou komen
en daarop was toen hun voorstel gebaseerd.
Er is echter nog een tweede punt. Er moet n.l.
nog worden uitgemaakt of de grond, die voor het
oude huisje ligt, eigendom is van de Bavo of wel
openbare weg is. Deze kwestie is nog niet opgelost.
Wanneer men de toestand ter plaatse bekijkt, dan
bestaat omtrent dat punt voor spreker geen twijfel.
Er ligt n.l. in dien grond een straatkolk van de ge-
meente en bovendien is daar door de gemeente een
trottoirband gemaakt. Die grond heeft reeds sinds
jaren de bestemming van openbare weg en is door
de gemeente verhard. Spreker zou dan ook den Raad
wel willen adviseeren, dat indien hij aan de Bavo als-
nog vergunning wil verleenen om op een afstand van
1.70 M. te bouwen, dat dan naast die vergunning de
eisch wordt gesteld, dat de Bavo afstand doet van
dien voorgrond.
De heer Jonckbloedt merkt op, dat de Wethouder
Dr, Droog hier de kwsstie van den eigerudom hseft