25 September 1930
197
reglement de vasfstelling van bijzondere voorschriffen
tot hun taak hehoort.
De heer Vring vraagt, of het de bedoeling is, dat
de desbetreffende personen alsnog gehoord worden.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend en
zegt, dat die personen herhaaldelijk zijn gehoord en
dat deze zaak meermalen is besproken in de Com-
missie van Overleg voor de Werklieden. Daarom is
het overbodig om die menschen weer opnieuw te
hooren.
De heer Vring zegt, dat de betrokken personen er
op wijzen dat het Werkliedenreglement verkeerd is
toegepast en dat Burgemeester en Wethouders zich
niet hebben gehouden aan hefgeen in de Commissie
voor Overleg is afgesproken.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat deze opvatfing
niet juist is. De wijzigingen van de „Bijzondere Voor-
schriflen" zijn fer kennis gebracht van die Commissie
en aldaar hesproken. Daarna zijn zij vastgesteld door
Burgemeester en Wethouders. Nu kunnen enkele
leden van die Commissie zich met deze vaststelling
niet vereenigen doch daar moeten die leden zich dan
maar bij neerleggen.
De heer Vring vraagt, of liet besluif van die Com-
missie dan tweeledig is. In ieder geva! moet er toch
iets aan de hand zijn, anders is het toch onbegrijpe-
lijk dat adressant verzocht om het besluit vau Burge-
meester en Wethouders opnieuw in de Commissie
van Overleg fe brengen. Het nemen van een besluit
is weer iets anders dan de uitvoering van dat besluit.
De Voorzitter vraagt, welk besluit de heer Vring
bedoeld.
De heer Vring antwoordt hierop „het besluit waar-
mede de lantaarnopsfekers gedupeerd zijn".
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, dat
deze zaak meermalen ter sprake is gebracht in de
Commissie van Overleg. Ten slotte is besproken om
in de Bijzondere Voorschriften geen verandering te
brengen zooals de betrokken personen dit wilden.
Daaraan hebben zij zich echter te onderwerpen. De
Commissie van Overieg heeft immers slechts tot taak
om van advies te dienen.
De heer Vring infonneert of die menschen dan in
de minderheid waren. Men protesteert toch niet tegen
iefs wat niet besfaat. Ten slotte zegt spreker dat van
een verkeerde toepassing van het Werklieden-Regle-
ment dus geen sprake is.