25 September 1930
200
lijksche afrekening over 1927 ten behoeve van door
voormeld Kerkbestuur in stand te houden scholen.
De meerderheid van het College van Burgemeester
en Wethouders stelt aan den Raad voor, in overeen-
stemming met het advies van de meerderheid der
Commissie voor het Onderwijs, van deze beslissing
van Gedeputeerde Staten in beroep te gaan bij de
Kroon.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat het de
Vergadering wel bekend zal zijn, dat hij in het College
van Burgemeester en Wethouders degene is geweest,
die er zich niet mede heeft kunnen vereenigen om
den Raad te adviseeren, van de beslissing van Gede-
puteerde Staten in beroep te gaan bij de Kroon.
Wordt de beslissing van Gedeputeerde Staten door
de Kroon vernietigd, dan zal het Kerkbestuur aan
gemeentelijke vergoeding over het jaar 1927 per leer-
ling van de onder hem staande lagere scholen onge-
veer f 14.— minder ontvangen deze vergoeding
bedroeg thans f 13.57 per leerling en sfeeg na de
beslissing tot f 27.59 per leerling.
Spreker zegt, dat de taak van de besturen der
bijzondere scholen een zeer moeilijke taak is, aange-
zien zij niet beschikken over die uitstekende ambtena-
ren, die de gemeente heeft, om de kronkels der wet
te ontknoopen en de administratie te voeren. De
moeilijkheden van die schoolbesturen worden nog
verhoogd doordat zij niet die gelden krijgen uitbe-
taald, waar zij theoretisch genomen recht op hebben.
Theoretisch genomen hebben zij n.l. recht op een-
zelfde jaarlijksch bedrag per leerling als aan de
leerlingen der openbare scholen wordt besteed. In de
praktijk rijzen daartegen echter moeilijkheden en
daarvan zijn die schoolbesfuren de dupe. Zoo wordt
bijvoorbeeld aan een schoolbestuur, dat in een drie-
jarige periode geld overhoudt en dus minder besteed
heeft dan datgene, wat het had mogen besteden, dat
geld niet geschonken en krijgt het dientengevolge
veel minder dan de openbare school kreeg. Indien
een schoolbestuur meerdere scholen heeft en van de
eene school wat overhoudt, dan houdt de gemeente
ditwanneer echter op een andere school wordt
toegelegd, dan betaalt de gemeente dit niet terug aan
het schoolbestuur. Wanneer dus een schoolbestuur in
een bepaald jaar van een driejarige periode tekort
komt, doordat het bijvoorbeeld noodzakelijk schilder-
werk heeft moeten verrichten, dan moet het school-