30 October 1930
244
ring te volgen, indien men besluit om dit werk door
de gemeente te laten uitvoeren.
De heer Van der Erf acht de meening van den
heer Van Unen niet geheel juist. Er is hier weldege-
lijk verschil tusschen de werklieden, die altijd voor
de gemeente werken en anderen, die voor deze gele-
genheid worden aangenomen en die nu zullen worden
genomen uit degenen, die anders in het particulier
bedrijf werken. Voor diegenen is het toch billijk, dat
zij het loon krijgen, wat zij ook in het particulier
bedrijf verdienen en kan spreker op dien grond tweé
loonen zeer normaal noemen.
De heer Van Unen zegt, dat met goeden wil alles
uitvoerbaar is. Opname van de voorgestelde bepalin-
gen acht hij echter niet juist. Er bestaat hier een
Werkliedenreglement, dat een categorie vaste en een
categorie losse arbeiders kent.
De heer fonckbloedt merkt op, dat het reeds duide-
lijk begint te worden, dat de gemeente zich op glad
ijs gaat begeven nu zij hier als aannemer optreedt.
De heer Van Unen is er op tegen, dat een verschillend
loon wordt uitbetaald, maar toch zal dit niet anders
kunnen. De gemeente neemt hier werk aan van een
Naamlooze Vennootschap en treedt op als werkgever.
Spreker is dan ook van meening, dat zij niet alleen
niet zullen, maar ook niet mogen werken buiten het
loon, dat door het collectief contract wordt geëischt.
De heer Sckelvis informeert hoe er destijds is ge-
handeld bij den aanleg van de Heemsteedsche Dreef.
De \Ioorzitter antwoordt hierop, dat dit een heel
ander soort werk was.
De heer Dr. DroogWethouder, erkent dat het een
moeilijk geval is. Toch kan men niet zeggen, dat de
loonen van de vaste werklieden zooveel verschillen
van de loonen van hen, die volgens het collectief
contract werken. De vaste werklieden hebben n I.
emolumenten, zooals pensioen en bovendien een vaste
betrekking. Spreker is van meening, dat de losse
werklieden graag aan de gemeente zouden willen
komen. Overigens moet spreker wel erkennen, hetgeen
de heer Jonckbloedt opmerkte, dat de gemeente hier
inderdaad als aannemer optreedt en daarom neigt hij
wel over tot de meening van den heer |onckbloedt.
Spreker acht het echter de beste oplossing, dat de
Raad zich maar uitspreekt.
De heer De Boer zou dezelfde vraag willen stellen
als de heer Schelvis. De soort van werkzaamheden is