92
27 November 1930.
2e- of anderen, ingevolge de wet, tot het verstrek-
ken van het noodzakelijk levensonderhoud ge-
houden zijn en zoo ja, dat het vergeefs aan
dezen is gevraagd;
3e. of de behoeftige al dan niet recht heeft op
eenige uitkeering van verzekerings- of ander
fonds;
4e. cf bij gebreke van hulp, als bedoeld onder 2
en van recht op uitkeering, als bedoeld cmder
3, hulp kan worden gevraagd aan eene ker-
kelijke, bijzondere of gemengde instelling van
weldadigheid en zoo ja, dat zij vergeefs aan
zoodanige instelling is gevraagd;
5e. cnder welke omstandigheden de persoon ver-
keert, door welke oorzaken hij in behoeftigen
staat is geraakt en welke de eigenschappen en
gedragingen van hem en de leden van zijn
gezin zijn, voor zoover deze bij de beoordee-
ling van zijn toestand in aanmerking behooren
te komen;
6e. welke inkomsten de behoeftige en de leden
van zijn gezin hebben of kunnen hebben;
7e. of er kans op herwinnen van zelfstandigheid
bestaat en welke vorm en welke mate van
onderstand het meest geschikt is om daartoe
zoo spoedig mogelijk te geraken.
Art. 14.
Op voorstel van het Bestuur kunnen Burgemeester
en Wethouders een of meer ambtenaren benoemen
die o.m. belast worden met het instellen van het on-
derzoek in het vorig artikel bedoeld. Zij worden door
Burgemeester en Wethouders geschorst en ontslagen.
Hunne instructie wordt vastgesteld door Burgemees-
ter en Wethouders na het Bestuur te hebben gehoord.
De jaarwedden, door den Raad te bepalen, wor-
den ten laste van den Dienst gebracht.
Art. 15.
Het uitkeeren der ondersteuning geschiedt door
den Secretaris-Penningmeester, zoo mogelijk, in te-
genwoordigheid van een of meer leden van het Be-
stuur.
Het Bestuur kan de uitkeering van de ondersteu-