27 November 1930
262
Het advies luidt als volgt
94. Verzoek uitstel voorloopige goedkeuring van een
plan tot onteigening in het belang der
volkshuisvesting.
De heer Kwak merkt op, dat Burgemeester en
Wethouders thans zes maanden den tijd hebben ge-
had om onderhandelingen te voeren. In dien tijd is
van de 12 bij deze onteigening betrokken eigenaren,
met 2 een resultaat bereikt. Wen kan nu echter wel
doorgaan met steeds maar uit te stellen, doch spreker
is van meening, dat dit uifstel veel schade met zich
medebrengt. Voor Heemstede is thans wel de tijd
aangebroken, zegt spreker, dat de doortrekking van
de Heemsteedsche Dreef spoedig tot stand komt. Hij
wil zijn stem aan dit voorstel geven, onder beding,
dat na afloop van deze tweede periode van zes
maanden geen uitstel meer wordt verleend.
De heer Van der Erf is het met den heer Kwak
geheel eens. Ook spreker betreurt dit uitstel ten
zeerste, hoewel hij er niet aan twijfelt, dat er zeer
ernstige motieven zijn, die hiertoe geleid hebben.
De heer Van Unen kan zich met de meening der
vorige sprekers vereenigen, met dien verstande, dat
hij tegen uitstel is. Wanneer n.l. opnieuw wordt uit-
gesteld, dan verzwakt de gemeente haar positie en
zal al spoedig gezegd worden „ze durven niet".
Spreker is van meening, dat partijen langs dezen weg
niet tot elkaar zullen komen. Hij is echter bereid om
van die 6 maanden uitstel, 3 maanden te maken,
teneinde Burgemeester en Wethouders niet in verlegen-
lieid te laten zitten.
De heer Audretsch is ook van meening, dat de
gemeente nu verder moet en acht het beter om den
termijn van 6 maanden terug te brengen tot 3 maan-
den.
De heer Dr. Droog, Wethouder, de verschillende
sprekers beantwoordende, zegt, dat de eenparige uiting
van ongeduld hem wel op zijn gedragslijn wijzen.
Er zijn echter enkele eigenaren met wien spreker
verwachf, wel tot een vergelijk te komen. Hij wil hier
echter uitdrukkelijk verklaren dat het in het geheel
niet noodig is om nu nog 6 maanden met het defi
nitieve raadsbesluit tot onteigening te wachfen. Het