27 November 1930
255
Spreker zegt, dat Burgemeester en Wethouders van
meening waren, dat zij niet goed deden met deze
verhooging thans langer achterwege te laten.
De heer Van Unen zegt, niet te weten in hoeverre
een toezegging is gedaan. Is deze werkelijk gedaan
den moet men zich daar ongetwijfeld aan houden.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat geen pertinente
toezegging is gedaan, maar deze salarisverhooging op
zijn minst genomen in het vooruitzicht is gesteld.
De heer De Boer merkt op, dat dus geen pertinente
toezegging is gedaan, maar wel iets, dat daar erg
veel op lijkt.
De heer Van der Erf zegt de houdmg en bedoe-
ling van Burgemeester en Wethouders zeer goed te
begrijpen, doch kan zich met dit voorstel toch niet
vereenigen.
Als niemand vervolgens het woord over dit voor-
stel verlangt, wordt het in stemming gebracht en
aangenomen met 114 siemmen
Vöör het voorstel stemden de heeren Moolenaar,
Van Unen, De Boer, Mevrouw de Voogt de Vogel,
de heeren Audretsch, Kwak, Jonckbloedt, Rijkes, Vring
en de Wethouders Dr. Droog en Jhr. van de Poll.
Tegen het voorstel stemden de heerenVan der Erf,
Schelvis, Zijm en Van der Linden.
De heer Van Unen zegt, zijn stem aan dit voorstel
alleen gegeven te hebben omdat de Voorzitter heeft
medegedeeld, dat een semi - officieele toezegging tot
deze salarisverhooging was gedaan.
V. Voorstel inzake verzekering tegen wettelijke
aansprakelijkheid.
Het advies met ontwerp-besluit luiden als volgt:
90. Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.
De Voorzitter wil eerst even de aandacht vestigen
op een artikel in de polis voorkomende. hij zou dit
niet gedaan hebben, indien hij niet vernomen had
dat er eenige raadsleden waren die voor dit artikel
een zekere vrees koesterden. Het betreft hier artikel 3
over het verzekerde risico" en wel meer speciaal
hetgeen onder 2 van dat artikel staat geschreven. Als
spreker echter goed is ingelicht, dan is deze vrees