26 Februari 1931
liet bedrag van f 13.57. Zijn er bijzondere oorzaken
aan te wijzen, dan zal hij deze gaarne vernemen.
De heer Jonckbloedt kan zich met dit raadsstuk wel
vereenigen, doch t lijft het heireuren, dat bij de aan-
besteding voor het onderhoudswerk geen splitsing
wordt gemaakt tusschen de schoien en de andere ge-
bouwen. Ongetwijfeld zou men door die splitsing een
zuiverder beeld krijgen.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Rijkes in hel
voorstel van Hurgemeester en Wethouders heeft kun-
nen lezen, dat onder de uitgaven voor de lagere
scholen een bedrag is opgenomen van f 864.54 als
gevolg van de laatste uitspraak van de Kroon in de
bekende beroepskwestie. Vroeger werd een dergelijke
post, die in verhouding tot de totale uitgaven een
aanzienlijk bedrag beteekent, niet in rekening gebracht
bij deze vergoeding. Voorts zegt spreker, worden de
uitgaven voor het onderwijs, bij iedere nieuwe school
grooter, doch als na evenredigheid het aantal kinderen
niet toeneemt, zal noodzakelijkerwijze de kostprijs per
leeiling hooger worden. Dit geval is hier aanwezig
er is een nieuwe school gebouwd, doch het aantal
kinderen is na evefiredigheid niet toegenomen en
dientengevolge is de kostprijs per leerling grooter
geworden Indien er echter een volgend jaar weer
eens meer kinderen komen, dan wordt automatisch
die vernouding weer beter. Een bedrag van f 864.
maakt per leerling echter een belarigrijk verschil, ter-
wijl ook niet mogen worden vergeten de kosten van
invoering van het zevende leerjaar
De heer Rijkes zegt, wel verwacht te hebben dat
de inrichting van het 7e leerjaar haar invloed niet
gemist zou Irebben, daarom heeft spreker dit bedrag
er af getrokken, doch ook dan nog moet hij een
stijging der uitgaven constateeren vanl5pCt. Spreker
begrijpt volkomen, dat wanneer het aantal kinderen
in verhouding minder wordt, de kostprijs per leerling
grooter wordt, doch als dit een verhooging der uit-
gaven beteekent van 15 pCt., dan zou hij graag op
de rneest mogelijke zuinigheid willen aandringen.
De Voorzitter zegt, dat getracht zal worden, op
het Openbaar Onderwijs te sparen.
De heer Rijkes merkt op, dat dit zijn bedoehng
niet is, doch dat de Voorzitter hem wel Degrijpt
De Voorzitter zegt vervolgens, dat de heer Jonck-
bloedt weer gesproken heeft over splitsing in de aan-
besteding. Dit is ieder jaar dezelfde kwestie en toch