30 Juni 1931
168
blijven houden of het nu kermis is of openbare
vermakelijkheden zijn, daar gaat het nu niet direct
over. Spreker zegt, dat als zijn voorstel wordt aangeno-
men, hij wel zooveel vertrouwen heeft in den Burge-
meester als magistraat en als mensch, dat hij die
uitspraak van den Raad niet naast zich neer zal leggen.
Laat men het dan nu geen kermis noemen, doch
openbare vermakelijkheden en worden deze te talrijk,
dan weten de Burgemeester met den Inspecteur van
Folitie deze wel tot matiger vorm terug te 'orengen.
De Voorzitter zegt, dat na al dit debatteeren het
voorstel van den heer Vring in stemming komt, om
voor dit jaar nog toestemming te geven voor deze
publieke vermakelijkheden. Doch dan zegt spreker
opnieuw, dat deze toestemming niet tot de competentie
van den Raad behoort en al neemt men dit voorstel
al of niet aan, dan zal het nog van spreker afhangen
hieraan uitvoeiing te geven. Men kan spreker op zijn
goede gemoed werken om dat feest te laten vieren,
doch dan komt hij terug op zijn voorstel, dat hij aan
de vereeniging heeft gedaan, om n.l. een loferij fe
houden en het restant bijeen te zien te krijgen uit
vrijwillige bijdragen. Spreker meende, dat wanneer
men langs dezen weg een beroep op de ingezetenen
zou hebben gedaan, deze zaak best in orde was ge-
komen. Het Bestuur heeft daarop echter niets gedaan
en in het algemeen op geen enkele wijze geprobeerd
aan de noodige geldmiddelen te komen. Indien het
Bestuur wel moeile had gedaan doch zonder volkomen
succes, dan zou het altijd nog mogeiijk zijn geweest
om een anderen weg in te slaan. Uit dit ailes heeft
spreker den indruk gekregen, dat het 't Bestuur spe-
ciaal om de kermis te doen was en niet alleen om
hel kinderfeest. Hij kan dan ook geen aanleiding
vinden om een andere richting uit te gaan, nu het
Bestuur niets anders deed, dan buiten hem om adres-
sen te richten aan den Raad.
De heer Kwak merkt op, dat dus 400 kinderen de
dupe zijn van de geste van het Bestuur.
De Voorzitter zegt, dit niet beweerd fe hebben.
De heer Kwak zegt, dat nu door den heer Vring
een voorstel is gedaan, dat niet opgaat. Daarom zou
hij willen vragen of men die vereeniging voorditjaar
dan niet een subsidie kan geven van f 8U0. -.
De heer Vring zegt, dat men zich van een geld-
inzameling ook niet al te veel moet voorstellen. De
Commissie „Koningjnnedag" telt hier verschillende