30 Juni 1931
173
De heer Dr. Droog, Welhouder, zegt zich tegen
dit amendement te verzetten. Op de vergadering van
de Commissie is gebleken, dat het juist is, dat de
Secrelaris aan de 'oeraadslaging kan deelnemen. Spre-
ker meent zelfs aan het eind van de vergadering
gemerkt te hebben, aat de vertegenwoordigers van
de organisaties er zelf toch ook wel iets voor ge-
voelden. Van partijdigheid is geen sprake, het zijn
immers allen ambtenaren onder elkaar. Ook ai zou
het waar zijn, zegt spreker, dat hij partij trok voor
de gemeenle, dan zou dit nog niet zoo erg zijn. Op
de laatste vergadering immers, stond de Wethouder
alleen, terwijl de organisalies ieder 2 vertegenwoordi-
gers hadden en 1 vrijgestelde, zoodat die ver in de
meerderheid waren. Spreker kan zich dan ook niet
aansluiten bij degenen die de opinie huldigen, dat de
Secretaris niet aan de gedachtenwisseling mag deel-
nemen, omdat dil practisch groole bezwaren geeft.
De heer Man der Erf deelt mede, dat hemteroore
is gekomen, dat door inmenging van den Secretaris
een bepaalde meening in een vergadering geheel is
veranderd. Daarom vindt spreker het verkeerd, dat de
Secretaris door zijn meening openlijk te kunnen zeg-
gen de vergadering in een bepaalde lijn kan laten
gaan. hiermede wil hij geenszins beweren, dat de
Secrefaris nooit iets mag zeggen, doch dat hij te pas
en te onpas aan de discussies kan deelnemen, acht
spreker niet juist. Het geven van inlichtingen op ver-
zoek van den Vooizitter kan natuurlijk zijn nut heb-
ben.
De heer Van der Linden zegt, over partijdigheid
niet te hebben gesproken, maar de Secretaris kan zijn
ideeën toch laten gaan. V'ervolgens zegt spreker, dat
de Wethouder zoo juist heeft opgemerkt, dat hij alleen
stond in de vergadering, doch dat komt straks niet
meer voor, als de Raadsleden in de Commissie zitting
hebben.
De heer Vring beschouwd den Secretaris als de
ambtenaar, die de vergadering terzijde staat. De heer
Vos hoort men in deze vergadering ook niet. In de
Commissie voor het Oeorganiseerd Overleg moet de
Secretaris dan ook beschouwd worden als iemand,
die het versiag van de vergadering maakt en zooals
de heer Van der Erf terecht opmerkte, als degene, die
op verzoek van den Voorzitter inlichtingen geeft.
De heer Dr. Droog, Wethouder, kan zich hiermede
niet vereenigen. De Secretaris, die uit den aard der