50a 30 Juli 1931 en Wethouders om bij tekortkomingen van de hoofden van dienst die maatregelen te treffen, die zij noodig oordeelen, kan de ambtenaar, die eenige bepaling van zijn instructie of de verder voor hem geldende voor- schriften overtreedt of zich schuldig maakt aan een ernstig vergrijp of wangedrag, worden gestraft met een der navolgende straffen: a. berisping; b. extra dienstvervulling zonder toekenning van wedde; c. onthouding van verlofdagen tot een maximum van zes dagen per jaar; d. verwijdering uit den dienst gedurende zekeren tijd, al of niet met behoud van wedde; e. terugzetting op een lagere bezoldiging gedurende een bij de strafoplegging bepaalden tijd; f. inhouding eener periodieke verhooging voor een bij de strafoplegging bepaalden tijd; g. verlaging in rang voor een bij de strafoplegging bepaalden tijd; h. verlaging in rang voor onbepaalden tijd; i. ongevraagd eervol ontslag; j. ontslag; k. niet eervol ontslag. 2. De straffen, hiervoren bedoeld onder a tot en met f, worden opgelegd door Burgemeester en Wet- houders, die bedoeld onder g tot en met k door Burge- meester en Wethouders of door den Gemeenteraad, naar gelang de benoeming door het eene of door het andere college geschied't. 3. De straf bedoeld onder a kan bovendien worden toegepast door een in rang hooger aangestelde, werk- zaam in denzelfden tak van dienst. Op de straf onder a bedoeld, zijn de artikelen 55 en 56 niet van toepassing.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1931 | | pagina 27