50a
30 Juli 1931
Artikel 54.
1. Het hoofd van den tak van dienst kan den
ambtenaar die om eenigerlei reden niet in staat geacht
moet worden de hem opgedragen werkzaamheden be-
hoorlijk uit te voeren, of die stoornis brengt in den ge-
regelden gang van zaken, den toegang tot de bureaux
of het werk ontzeggen of hem daarvan doen verwijde-
ren. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan Burge-
meester en Wethouders.
2. De ambtenaar kan door Burgemeester en Wet-
houders in afwachting van eene onherroepelijke be-
slissing omtrent eventueel op te leggen straf. onmid-
dellijk worden geschorst.
3. Gedurende den termijn van schorsing en ver-
wijdering van het werk kan het salaris geheel of ge-
deeltelijk worden ingehouden. Wanneer de schorsing
niet door eene straf wordt gevolgd, wordt het inge-
houdene alsnog uitbetaald.
Artikel 55.
1. Het besluit tot oplegging van straf wordt, den
ambtenaar en eventueel het hoofa van den tak van
dienst gehoord, opgelegd zoo mogelijk binnen 30 dagen,
nadat de overtreding ter kennis is gekomen van Burge-
meester en Wethouders (of van den Raad, als het per-
sonen betreft, die door den Raad zijn aangesteld). De
ambtenaar wordt voor het verhoor in de gelegenheid
gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten
betreffende hetgeen hem ten laste is gelegd.
2. Hangende de termijnen van beroep, bedoeld bij
art. 60 en art. 106 van de Atnbtenarenwet 1929, wor-
den de straffen niet ten uitvoer gelegd, alvorens uit-
spraak is gedaan door den Centralen Raad van Beroep,
tenzij de ambtenaar heeft verklaard zich bij het besluit
of bij de beslissing van het Ambtenarengerecht neer
te leggen.
Artikel 56.
1. Van elke uitspraak omtrent straf doën Burge-
meester en Wethouders binnen 2 maal 24 uur mede-