29 October 193!
297
de burgerij van gemeentewege een rondschrijven ge-
richt om ook in den winter zooveel mogelijk voor
werk te zorgen en heeft men ook toen voor net scliil-
derwerk aan de woningbouwvereenigingen laten zor-
gen. Misschien zou opnieuw aan de burgerij kunnen
worden gevraagd, om daar extra op te leften. De
kwestie van de ongehuwden isinderdaad niet eenvoudig.
Spreker heeft gelezen dat men in Haarlem plannen
heeft tot het openen van vakcursussen. Met genoegen
wil spreker zich daaromtrent eens met Haarlem in ver-
bindmg stellen. Verder is ook spreker van nieening
dat een instituut als Maatschappelijk Hulpbetoon veel
beter de nooden kan pijlen dan de Raad. Bovendien
heeft die instelling het recht om van de bestaande
regeling af te wijken en kan zij handelen naar gelang
de omstandigheden dwingen en aldus voor ieder in-
dividueel geval optreden. Dat de Raad dit uit handen
heeit gegeven, kan spreker nog zoo dom niet vinden.
Wat betreft de zinsnede in het praeadvies betreffende
de overschrijding der wegvoegelijkheid, wil spreker
wel zeggen, dat degene, die zich daar het meest aan
schuldig heeft gemaakt, hijzelf is. Het zou ook mo-
gelijk kunnen zijn, dat een ander zich daaraan eens
schuldig maakte en daarom moet men die opmerking
in curatieven zin lezen en dan doelt spreker daarmede
op zichzelf; men kan dit ook in preventieven zin oo-
vatten.
De Voorzilier zegt, dat door den heer Van Ur.en
reeds voldoende uiteen is gezet, waarom het onder-
werpelijke adres bij Maatschappelijk Hulpbefoon thuis
hoorde. Spreker houdt daarvoor dezelfde zienswijze
op na en heeft daaraan niets toe te voegen. Spreker
kan die opvatting nog staven met een Koninklijk
Besluit van 1929 toen zicli in de gemeente Voorburg
een analoog geval voordeed en waar de Raad een
bedrag van f250. had uitgetrokken op de gemeente-
begrooting op den post „steun aan werkloozen" welk
besluit werd vernietigd. De aanmerking over de zin-
snede van de onwelvoegelijkheid in het praeadvies is
door Wethouder Dr. Droog reeds weerlegd en wel-
licht beter dan spreker dit zou kunnen.
De heer Disselkoen zegt, daf, toen de heer Van
Unen zoo keurig van wal stak, dat hij aan de zijde
van de S.D.A.P. wilde gaan staan, hem het spreek-
woord te binnen schootbescherm mij tegen zuike
vrienden, voor mijn vijanden zal ik zelf wel oppassen".
Bij den heer Van Unen heerscht echter een misver-
T