29 October 1931
316
zij wellicht de wet beter zullen kennen, dan de heer
Rijkes.
Hierna wordt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming gebracht en aangenomen
met 123 stemmen.
Voor het voorste! stemden de heeren Meeuwenoord,
Van den Heuvel, Moen, De Tello, Disselkoen, Mevrouw
Venhuizen en de heeren Van der Erf, De Boer, Van
der Linden, Jonckbloedt en de Wethouders Jhr. van
de Poll en Dr. Droog.
Tegen het voorstel stemden de heeren Vring, Rijkes
en Van Unen.
VIII. Voorstel tot vergoeding art. 101 L.O. Wet
1920 over 1929.
Het advies met ontwerp-besluit luiden als volgt:
74. Mergoeding art. 101 der L.O. Wet 1920 over 192.9
en driejaarlijksche afrekening over de jaren 1927
1928 en 1929.
De heer Rijkes zegt, dat het hem getroffen heeft
dat in de jaren 1926 -1929 het gemiddeld bedragper
Ieerling van de kosten van insfandhouding gestegen
is van f 12.45 tot f 27.29 of wel met f 14 84 per leer-
ling, in percenten uitgedrukt, dus met 119. Dit betee-
kent voor 1346 leerlingen van de bijzondere scholen
en 565 voor die van de openbare, een meerdere uit-
gave van f 28.359.Spreker vraagt of de Voorzitter
hiervan een behoorlijke motiveeiing kan geven, Verder
?ou spreker graag een analyse hebben van de uitgaven
in 1926 en 1929 en wel behoorlijk gespecificeerd.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat de door den
heer Rijkes gesignaieerde verhooging het gevolg is
van de uifspraak van de Kroon op het bekende
beroepschrift dat van zekere zijde is ingesteld tegen
de vasfstelljng van de vergoeding ex arlikel 101 der
L. O. Wet.
Üe heer Rijkes befreurt het, dat hier zoo gemakke-
lijk over groote bedragen heen wordt gestapt en had
gaarne gezien dat deze toelichting met een enkel
woord in het raadsvoorstel vermeld was.
Nadat de Voorzitter heeft medegedeeld dat de Com-
missie voor het Onderwijs zich met de onveranderde
vaststelling van dit besluit kan vereenigen, wordt dit
vervolgens zonder hoofdelijke stemming onveranderd
vastgesteld.