24 November 1931
348
eanige maanden geleden met de aanvuiling van raads-
raadscommissiën toch ook gewacht werd totdat een
vacature was aangevuld, zoodat men toch werkelijk
niet kan zeggen, dat iedere gelegenheid wordt aan-
gegrepen om er gauw even iets door te krijgen,
uan heett spreker verder gehoord, dat men voor
zijn kinderen maar ze'lf moet zorgen, inderdaad is dit
waar en zal men dit ook widen, doch het moet ook
kunnen, Spreker ziet in die opmer'king echter wel een
consequentie, want hij kan zich niet goed voO'rstelien,
dat er een Vrijheidsbonder zal zijn, die zijn belasting-
biljet komt terugbrengen, omdat bij de samenstelling
van het totaalbedrag rekening is gehouden met het
aantal kinderen Ook bij de schoolgöldregeling vindt
men dit bli;kbaar niet zoo erg Hoe dit dan ook zij,
degenen, die kinderen groot brengen doen den staat
daarmede plezier, Ais huisvader heeft men bovendien
den plicht om zijn kinderen op te voeden en mag men
hen niet verwaarloozen, Als men nu spreekt van be-
vcorrechting van een bepaalde groep, wïl spreker er
ncgmaals op wijzen, dat er vele bloemisten zijn, d:e
hun personeel ook kindertceslag geven en zoo ligt het
e/eneens op den weg van de gemeente als wrerk-
geefster om dit ook te doen. De gemeente immers
hceft rechtsstree'ks met haar eigen arbeiders te maken.
De heer De Tello zegt, dat deze zaak niet alleen
een principieële en zakelijke doch ook een politieke
zijde heeft, Alvorens daarop echter in te gaan, wil 'nij
eerst even ingaan op een opmerking die zoo juist door
den heer Van Unen is gemaakt als zou van spreker's
zijde de liefde voor het Georganiseerd Overleg geluwd
zijn. Zelfs al zou de S D.A,P. tot de voorstellers van
de intrekking van den kindertoeslag behooren dan nog
zou zij eischen dat over dit voorstel de Commissie
van Overleg gehoord werd, omdat zij niet op de eerste
plaats het principe tot maatstaf neemt, doch wel hetgeen
de verordening voorschrijft. Wat de politieke zijde
van dit vraagstuk betreft, heeft het spreker wel eenigs-
zins verbaasd, dat de heer Van der Erf als woord-
voerder van de R. K. raadsfractie, van eenige ver-
antwoording heeft doen bliiken, over de houding van
de meerderheid van het college van Burgemeester en
Wethouders, inzonderheid van dengene die een
Christelijke partij vertegenwoordigt, In die critiek
past de R.K. fractie toch werkelijk wel eenige be-
scheidenheid. Reeds in de vergadering van 24 April
1930 immers, toen de S.D.A.P, zich tegen de invoering