28 Januari 1932
20
daarbij uitsluitend de bedoeling om dat geld te brengen
naar de reserve. Versterking van de financiën en rustig
uitzien in deze moeilijke tijden is noodzakelijk en opent
de mogelijkheid om zoo min mogelijk beroep behoeven
te doen te doen op de geldmarkt zoowel voor vlot-
tende schuld als voor schuld op Iangen termijn, want
ook daarin schuilt een groote zorg voor de gemeente-
besturen. Iedere maatregel, waardoor de vitale belan-
gen niet worden aangetast moet dan ook achterwege
blijven. Spreker zal het hierbij voprloopig laten en
wellicht bij de verschillende hoofdstukken een en ander
nog even uitwerken.
De heer Disse/koen, hierna het woord verkrijgende,
zegt, dat de omstandigheden, waaronder de Raad van-
daag bijeen gekomen is ter behandeling van de ge-
meentebegrooting, in politiek opzicht buitengewoon
opmerkelijk zijn, wanneer men daarbij een terugblik
werpt op de afgeloopen maanden. Deze begrooting
toch, is ontworpen en samengesteld door een rechtsch
College van Burgemeester en Wethouders en zal ook
door een dusdanig College ten uitvoer worden gelegd,
terwijl nu achter de groene tafel een College troont',
dat anders is samengesteld, n.I. zooals de verhouding
in den raad dat wettigt. Deze samenstelling, zooals
zij nu is, was noodzakelijk en spreker verheugt er
zich over dat deze samenstelling tot stand is gekomen.
'n de laatste vergadering van den Raad heeft de heer
Van der Erf echter, namens de rechtsche fracties,
verklaard, dat zij zich in de toekomst niet gebonden
zulien achten, door nu hun stem op den heer Rijkes
uit te brengen. Onmiddellijk daarna heeft de heer
Rijkes laten merken, dat hij over die verklaring niet
gesticht was en ook in de pers hebben daarover toen
kleine schermutselingen plaats gehad. Nu is er echter
een lichtpuntje en wel dit, dat spreker herhaaldelijk
heeft gezien, dat de heer Van der Erf vôôr een motie
sprak, doch er tegen stemde, terwijl hij nu tegen een
linkschen Wethouder was, doch vöör den heer Rijkes
stemde. Maar, in ieder geval tnoet toch nog rekenino-
worden gehouden met de voorliefde voor een rechtsch
College van Burgemeester en Wethouders. Spreker
zou dit willen noemen een politieke noodzakelijkheid
van 1 September 1931, doch waardoor een College
ontstaat, dat niet past op de verhouding onder de
bevolking. Niet had hij kunnen vermoeden, dat de
gevolgen zoo snel zouden komen. In bijna iedere
vergadering toch, leed het College een nederlaag of