28 Januari 1932
24
zal spreken, dat de toestand van de gemeente-financiën
niet meer zoo gunstig is als eenige jaren geleden,
bestaat er toch zeker geen aanleiding om een paniek-
stemmmg te verwekken, die de heer Van Unen bij
voorbaat wel van de hand wijst, maar die dan toch
wordtJn SOm e beschouwingen practisch verwekt
De heer Van Unen „daar kan ik niets aan doen".
,heer üisselkoen zegt, dat dit de consequentte
van zijn woorden is.
oveVrerdV°IgenS ZCgt spreker n°g iets te wüien zeggen
Leeningspolitiek
öfscnoon hij daar, bij de door ieder betreurde af-
wezigheid van den betrokken Wethouder niet diep op
zal gaan en ook al omdat hij misschien eenige jaren
geleden d.e pohtiek ook goed had gekeurd. SpSer
zou alleen willen vragen of het nu niet de tijd is om
over te gaan tot consolidatie van een gedeelte van Hp
vlottende schuld? Haarlem heeftdaarbij geen succes gehad
We! gCSlaagd en in dit0Pzicht wi'l
spreker H.em3tede eerder vergelijken bij den Haag dan
biJ Haadem; van Wmterswijk is de uitslag hem niet
wS'h J Z°">- W .en vra§'en of Burgemeester en
Wcthouders m die richting al pogingen hebben aange-
SnrekernhPPf°t h^06 h,et CoIleSe daarover denft
Spreker heeft hierbij op het oog een obligatie-emissie
op de open markt. In aansluiting hierop wil hij even
inemoreeren dat kasgeld door het Rijk wordt verstrekt
doch dat is met voldoende. Spreker hecht er aan om
verklaren- dat de financieële toestand van de ge-
meente met zorgbarend mag worden genoemd maar
hSkeiisarmaa°r0dS een ,zor8,vuldig bele'd noo'dzake-
hjk îs, maar dat mag met m het ziekelijke ontaarden
SociaJe voorziemngcn behoeven zeker niet gestagneerd
wordeu en ook met verlaging van de tarieven en
verrunnmg van de werkgelegeheid zal belashngver-
oging nog met noodzakelijk behoeven te zijn De
Van Cnen heeft wel gezegd, dat hh S wil
remmen, maar practisch werken zqn in mineur gestemde
woorden toch remmend. Kort geleden was nog een
voorstel op het terrein van de Sociale voorziefingen
vaü een°rwn credietaanvrage voor de aanstelling
yan een wonmgmspectrice. Spreker's fractie stemde
te§en' waarn't men echter noch aan de eene noch