28 Januari 1932
12
g. Voorloopig rapport dd. 26 Januari 1932 no. BT
48 înzake z.g. dubbelbewoning.
De heer Disselkoen merkt op, dat er grenzen moeten
zijn bij de genroedelijkheid van het verkeer tusschen
Burgemeester en Wethouders en den Raad. Burgemeester
en Wethouders zijn door den Raad uitgenoodigd om
een rapport over te leggen inzake de dubbele bewo-
nmg. Dit rapport wordt nu overgelegd in den vorm
van een dooislag van een brief van hetHoofdvan den
Dienst van Openbare Werken aan Burgenreester en
Wethouders. Spreker had het juister gevonden als dit
rapport aan de leden van den Raad was toegezonden
en een afzonderlijk punt van de agenda had uitgemaakt.
Maar overigens zou spreker willen vragen, wie dat
onderzoek heeft ingesteld en hoe dit is 'geschied, ter
plaatse of op de secretarie?
L)e heer Dr. Droog, Wethouder, antwoordt hierop,
dat Burgemeester en Wethouders een uitvoerig antwoord
hebben gegeven op de vraag, hoeveel huizen dubbel
bewoond worden. Spreker meende, dat men voorloopig
dit alleen ook wel wilde weten. Het onderzoek daartoe
's ingesteld door Openbare Werken in samenwerkine
met Secretarie ambtenaren.
De heer /onckbloedt vraagt of dit rapport no°" ter
mzage blijft liggen voor de raadsleden. Spreker Ireeft
er nog geen kennis van kunnen nemen.
De Voorzitter zegt, aan dit verzoek gaarne te willen
voldoen.
De heer Disselkoen acht het toch wel wenschelijk,
dat dit îapport op behoorlijke wijze ter kennis van de
raadsleden wordt gebracht. Nu is dit toch wel wat al
te huiselijk gebeurd.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, dat dit
rapport slechts een begin is en volstrekt niet beschouwd
moet worden als het resultaat van een volledig onder-
zoek. Het moet dus nog geen onderwerp van discussie
gaan uitinaken, Men wilde echter weten of er een aan-
vang was gemaakt met het onderzoek en daarvoor dient
dit rapport zegt, spreker.
De heer Disselkoen zegt, dat hij inderdaad slechts
een globaal onderzoek heeft gevraagd, maar daarom
gaat het met. Spreker vmdt het alleen niet juist, dat
dit globale onderzoek op deze wijze bekend is gemaakt
en daarom herhaalt hij zijn verzoek om dit als nog op
behoorhjke wijze te doen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat Burge-
meester en Wethouders in dit rapport alles hebben