rs
5
29 januari 1932
In Schiedam heeft men spreker zelîs toen hij een cau-
serie over dit onderwerp hield toegevoegd „je rnaakt
er een kliniek van".
De heer Disselkoen spreekt ten slotte de hoop uit
dat de Wethouder Dr. Droog diligent zal zijn.
Dit volgnummer wordt vervolgens ongewijzigd vast-
gesteld.
Kleedgelegenheid Zwemvijvers.
Bij volgnr. 281 zegt de heer Jonckbloedtdat in de
laatste jaren veel verbeteringen aan de zwemvijvers
ziin aangebracht, zoodat zij een modelinrichting genoemd
mogen worden. Spreker zou echter de aandacht willen
vestigen op een tent aan de heeren-afdeeling, het z.g.
schapenhok", waar men zich gemeenschappehjk uit-
kleedt en waarin thans houten schotten zijn geplaatst
ter hoogte van 1 M. Die toestand is daar met behoor-
lijk terwijl geregelde contrôle niet mogelijk is, aange-
zien die gelegenheid gemaskeerd is door een bosschage.
Het zal noodig zijn om die afscheidingen 1 M. hooger
te maken, hoewel het nog beter ware, wanneer de
heele tent maar werd afgebroken, omdat er geen toe
zicht over is.
De heer De Tello vraagt oî deze post er geen
aanleiding toe geeft om te overwegen, het zwemonder-
wijs verplichtend te stellen voor de twee hoogste
klassen. De lichamelijke opvoeding en de volksgezond-
heid zou dit ten goede komen, terwijl ook bij ver-
drinkingsgevallen hiervan voordeelen kunnen woiden
verwacht.
De heer Van Unen merkt op, dat men er wel voor
op moet passen, dat de school een instituut moet blij-
ven om te leeren. Spreker acht zwemmen ook uitste-
kend, doch kunnen de hoogste klassen dit niet op Za-
terdagmiddag doen?
De heer Jonckbloedt voelt er ook veel voor om het
zwemmen door de leerlingen te bevorderen. s'Morgens
ziet rnen de onderwijzers met de kinderen wandelen
en waarom zou men in dien tijd niet kunnen zwemmen
Dit behoeft immers geen uren te duren, al nemen ze
maar een bad, zegt spreker.
De heer De Boer zegt misschien wat ouderwets
te zijn als hij zich daar tegen verklaart; men moet
de ouders vrijlaten. Naar spreker's meening verdnnken
er meer menschen, omdat er tegenwoordig zoovelen
zwemmen, dan dat zij niet kunnen zwemmen.
I
V/
Wr
SJ
\T