30 Juni 1932
249
bouwwerken, welke meer in het bijzonder op het ter-
rein liggen der particulieren architecten, de medewerking
van de in het adres bedoelde architecten in te roepen
hoopt spreker toch, dat aan dit verzoek zooveel mo-
geiijk zal worden voldaan.
De heer Disselkoen zegt, zich te stellen op het
standpunt, dat door Burgemeester en Wethouders wordt
ingenomen. Hij zou het echter juister vinden, om adres-
santen met deze zienswijze in kennis te stellen en dit
adres niet zonder meer voor kennisgeving aan te ne-
men.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat het niet gebrui-
kelijk is, om een adres zonder meer voor kennisgeving
aan te nemen. Als regel wordt daarbij in het kort ver-
meld, welke motieven daartoe geleid hebben. Ook in
dit geval zal dit zoo gebeuren.
De heer De Tello merkt op, dat hij gaarne zou
zien, dat Burgemeester en Wethouders verklaarden, dat
zij in het vervolg in het algemeen ten volle de veror-
deningen op het gemeente-personeel, speciaal ten aan-
zien van het verrichten van particulier werk zullen
handhaven. In hun antwoord maken zij wel een zekere
uitzondering ten aanzien van het geven van advies op
het gebied van sterkteleer, doch ook dit zou spreker
in het algemeen niet willen toestaan.
De heer Attema vraagt of het niet mogelijk is, dat
tevoren inlichtingen worden gegeven, maar verdergeen
daadwerkelijken steun wordt verleend.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, datdeze
zaak al eens in den Raad is behandeld. Het resultaat
van de toen gehouden besprekingen is geweest, dat
Burgemeester en Wethouders de toezegging deden,
heel zuinig te zullen zijn met toestemming te geven
tot het verrichten van nevenwerkzaamheden. Er is toen
ook medegedeeld, dat wel eens een enkele maal per-
missie daartoe wordt gegeven. Ten aanzien van het
geven van advies over betonfundeeringen wordt wel
eens een uitzondering gemaakt. omdat er hier in de
buurt weinig menschen zijn, die daarover kunnen ad-
viseeren. Tot den betrokken ambtenaar is echtergezegd
dat hij steeds tevoren vergunning moet vragen, om
advies te mogen geven. Wat betreft de opmerking
van den heer Attema, zegt spreker dat de ambtenaren
steeds bereid zijn om inlichtingen tegeven; een abso-
luut verbod om iets voor anderen te doen zou in tegen-
spraak zijn met de destijds in den Raad gemaakte af-
spraak. Ten aanzien van de opmerking van den heer