28 Juli 1932
279
De Voorzitter vraagt den heer Jonckbloedt, waarom
hij dan niet aan het Raadhuisplein gaat bouwen.
De heer Jonckbloedt antwoordt hierop, dat hij dit
graag zou willen doen, indien hij maar wat meer
medewerking van de gemeente kon krijgen.
De heer De Tello heeft bij deze plannen de sym-
pathieke geste van de meerderheid van het College
van Burgemeester en Wethouders aangetroffen, dat het
een open oog houdt voor de elementaire eischen van
de volksgezondheid. De politieke zijde van dit voorstel
is echter hierin gelegen, dat die meerderheid haar
plannen verworpen zal zien door de partijen, die dit
College hebben gevormd. Dit deel van het College is
dus in slecht gezelschap en nu rekent men wel op de
stemmen van die volksgroepen, die ook spreker ver-
tegenwoordigt, doch dat is een politieke onwaarach-
tigheid, waarvoor hij wenscht te waarschuwen. De
Wethouder en zijn partij zullen ook voor andere
volksbelangen nog veel moeten doen en het blijkt
wel, dat de zoogenaamde rechtsche meerderheid voor
de uitvoering daarvan geen waarborgen biedt. In dit
opzicht is het beter hom of kuit te kiezen.
Wat het voorstel zelf betreft acht spreker de keuze
van het terrein niet zeer gelukkig. In het studierapport
staat te lezen, dat deze huizen in Zandvoort en elders
te klein zijn gebleken, maar in dit ontwerp ziet hij toch
°°k maar weinig gelegenheid tot uitbreiding. Spreker
voorziet mettertijd hier de instelling van een genees-
kundigen dienst, van schoolvoeding en van een quaran-
taine inrichting. De ruimte daartoe zal in verband met
de noodzakelijke open ruimten vôôr, achter en naast
het gebouw toch wel ontbreken. Bovendien acht spre-
ker de bedongen koopsom van f7,— per M2 te hoog.
Aan den Meerweg is grond verkocht voor f6,— per
M2. Spreker meent, dat er wel andere terreinen in
Heemstede zijn te vinden, die door hun rustige ligging
voor dit doel geschikt zijn en waarop overigens ook
minder hooge lasten drukken. Zoo is ook hier geen
mogelijkheid om een inrit te maken voor een auto van den
geneeskundigen dienst en herhaalt spreker zijn bezwaar
in het ontbreken van een uitbreidingsmogelijkheid.
De Voorzitter zegt, dat het begrijpeiijk is, dat de
Raad voor de stichting van een gezondheidshuis als
zoodanig gevoelt. Ook spreker voelt daarvoor doch
heeft zich de vraag gesteld of de gemeente-financien
dit toelaten. Misschien ware het beter, om, evenais
dit in andere gemeenten het geval is, deze aangele-